ECLI:NL:PHR:1996:AA1964
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Van Soest
- Rechtspraak.nl
Verrekening van voorlopige aanslag in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam van 23 januari 1995, waarbij de belanghebbende, aangeduid als X, in geschil was met de staatssecretaris van Financiën over de verrekening van een voorlopige aanslag van ƒ 16.438,-. De belanghebbende had verzocht om de belastingdienst te veroordelen in de proceskosten na intrekking van het beroepschrift. Het hof had het belang van de zaak geschat op een bedrag tussen ƒ 2.001,- en ƒ 15.000,-, wat door de belanghebbende werd betwist. De Inspecteur had in zijn vertoogschrift betoogd dat de belanghebbende niet ontvankelijk was in zijn bezwaar, maar kwam later geheel tegemoet aan het petitum van de belanghebbende. De Procureur-Generaal concludeerde dat het hof mogelijk een verkeerde rechtsopvatting had en dat de uitspraak niet in stand kon blijven. De conclusie was dat het middel gegrond was en dat de bestreden uitspraak vernietigd moest worden, met een beslissing over de proceskosten in beide instanties.