1.5 De vrouw heeft tegen deze beschikkingen hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 15 februari 1996 heeft het hof de beschikkingen waarvan beroep bekrachtigd, overwegende dat op grond van de door het hof vermelde feiten en omstandigheden voldoende is gebleken dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, daaraan toevoegend:
"
3.2. Uit het feit dat de man in het verleden in psychische nood heeft verkeerd en wellicht nog steeds psychiatrische begeleiding nodig heeft, kan niet worden afgeleid dat er sprake is van een zodanige psychische stoornis dat hij niet in staat zou zijn om zijn wil te bepalen. Het verzoek van de vrouw tot benoeming van een deskundige dient dan ook te worden afgewezen.
3.3. Uit het relaas van de vrouw, dat zich bij de stukken bevindt, is op te maken dat in haar beleving de crisis in het huwelijk van partijen terug te voeren is op een complex van factoren, die los van het huwelijk staan en dat, indien zulks door middel van een deskundige begeleiding van de man, aan hem duidelijk zou worden gemaakt, deze crisis overwonnen kan worden.
Ook als de visie van de vrouw juist zou zijn, doet dat niet af aan het feit dat onder de gegeven omstandigheden het huwelijk als duurzaam ontwricht moet worden beschouwd.
Nu de man volhardt bij zijn verzoek tot echtscheiding en hij in staat is zijn wil te bepalen is voor een begeleiding als door de vrouw gewenst geen plaats; de wet biedt hiervoor geen basis."
1.6 De vrouw heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Onderdeel a van het cassatiemiddel komt op tegen de afwijzing van het hof (rov. 3.2) van het verzoek van de vrouw om een deskundige te benoemen.
Onderdeel b van het middel meent dat het hof in rov. 3.3 blijkt geeft van een onjuiste rechtsopvatting, aangezien blijkens de jurisprudentie een huwelijk pas duurzaam is ontwricht als er geen kans meer is op verzoening.