ECLI:NL:PHR:1994:AJ6127
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Meijers
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen dwangbevel en zekerheidstelling in cassatie
In deze zaak gaat het om een verzet tegen een dwangbevel dat is uitgevaardigd door de officier van justitie. De verzoeker heeft op 2 augustus 1993 verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, maar de kantonrechter heeft dit verzet ongegrond verklaard. De reden hiervoor was dat de tweede aanmaning, die de verzoeker heeft ontvangen, te laat is voldaan, waardoor het dwangbevel terecht is uitgevaardigd. De verzoeker heeft tijdig cassatie ingesteld, maar heeft geen zekerheid gesteld, wat kan leiden tot niet-ontvankelijkheid in het cassatieberoep. Desondanks bespreekt de Hoge Raad de klacht van de verzoeker, die betrekking heeft op de kosten die door de deurwaarder zijn geïncasseerd, terwijl de verzoeker het verschuldigde bedrag al eerder had betaald. De verzoeker stelt dat de kosten hadden kunnen worden bespaard als justitie de deurwaarder had geannuleerd na ontvangst van de hoofdsom. De Hoge Raad concludeert dat de beslissing van de kantonrechter niet begrijpelijk is, omdat niet duidelijk is waarom het dwangbevel integraal is gehandhaafd. De Hoge Raad oordeelt dat de kantonrechter de mogelijkheid had moeten overwegen om het verzet gedeeltelijk gegrond te verklaren en het dwangbevel gedeeltelijk te vernietigen. Uiteindelijk komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden terugverwezen.