ECLI:NL:PHR:1994:53
Parket bij de Hoge Raad
- M. Asser
- Rechtspraak.nl
Verhaal van bijstandsverlening door de Gemeente Arnhem en de ontvankelijkheid van het cassatieverzoek
In deze zaak gaat het om een cassatieverzoek van [verzoeker] tegen de Gemeente Arnhem, die op basis van de Algemene Bijstandswet (ABW) verhaal heeft genomen op [verzoeker] voor onterecht ontvangen bijstandsuitkeringen. De Gemeente vorderde een bedrag van f 43.670,25, omdat [verzoeker] in de periode van 6 april 1987 tot en met 1 juli 1990 en van 28 januari tot en met 16 april 1991 ten onrechte bijstand had ontvangen, terwijl hij inkomsten uit de handel in harddrugs had. De Kantonrechter te Arnhem heeft het verzoek van de Gemeente toegewezen, maar [verzoeker] heeft in hoger beroep gesteld dat hij niet ontvankelijk was verklaard omdat hij pas na een gedwongen verblijf in Turkije kennis had kunnen nemen van de beschikking van de Kantonrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroepschrift van [verzoeker] te laat was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van beroep was verstreken. De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de overschrijding van de beroepstermijn voor rekening van [verzoeker] komt, omdat hij zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van zijn beroep. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal gevolgd en het cassatieverzoek van [verzoeker] verworpen.