Conclusie
Feiten en geschil
Beschouwingen
Algemeen
geensprake is van het betalen van een schuld,
iser dan vrijgevigheid? Het lijkt mij dat dit in het algemeen inderdaad zal opgaan. Zie Drielsma, WPNR 1966 p.125 (nr. 4897), in noot 55 verwijzend naar Scholten."
dat de vrijgevigheid alleen in aanmerking komt, voorzoover deze zich in de gedragingen der contracteerende partijen manifesteert."
uiterlijk waarneembaarop enig rechtsgevolg is gericht. Of een bepaalde gedraging een rechtshandeling is, hangt niet in de eerste plaats af van de subjectieve wil, maar van de normatieve betekenis van de gedraging. Aangezien het de omstandigheden zijn die de normatieve betekenis van het gedrag (mede) bepalen, kan slechts door situatie-analyse worden vastgesteld of een bepaalde gedraging heeft te gelden als schenking, met andere woorden of die gedraging aan de betrokkene kan worden toegerekend als schenking."
hetgeen partijen wederzijds kenbaar beogen met de overeenkomst.
oogmerkde begiftigde te bevoordelen. Voldoende is dat de schenker, hoewel zich bewust van het ontbreken van enigerlei verplichting, desondanks de verrijking van de begiftigde heeft
gewild. Vgl. Toelichting op art. 7.3.1 Ontw. BW, p. 894,895, en hieronder, nr. 198."
Jurisprudentie
Het ontbreken van het oorzaakvereiste in het NBW
oudbevatten dezelfde regel, waarbij wordt gesproken van een overeenkomst met een "ongeoorloofde oorzaak". In het nieuwe BW is dit begrip niet teruggekeerd; zie hiervóór nr. 238. Intussen is hier slechts sprake van een terminologische wijziging; ook in het oude recht onderzocht de rechter of de
overeenkomsteen ongeoorloofd karakter had. Inhoudelijk is van belangrijke verschillen tussen het oude en het nieuwe recht geen sprake….
karaktervan de overeenkomst. Bedoeld wordt daarmee m.i. niet dat de overeenkomst haar aard of strekking (karakter) als zodanig verliest (als het ware non existent wordt), maar dat de beweegreden (het oogmerk, het doel dat één der partijen met de overeenkomst wenst te bereiken, het doorslaggevend motief om de koopovereenkomst aan te gaan) zodanig laakbaar is, dat de overeenkomst om die reden nietig is. De overeenkomst blijft naar haar aard en strekking een koopovereenkomst.
Beoordeling van het onderhavige geval
Conclusie