Voetnoten
1.Vgl.losbl.Burg. Rechtsvordering (Haardt), art. 285, aant. 3.
2.Wet van 30 mei 1985, Stb. 304, MvT, Bijl.Hand. II, 1983-1984, 18 484, nr. 3, p. 3.
3.Als Sterk in zijn hierna nog te bespreken opstel in de Kleyn-bundel, p. 414, opmerkt dat de Hoge Raad in zijn arrest 3 juli 1989, NJ 1990, 76, een verband legt tussen art. 92 en art. 93 en het criterium van art. 93 ook toepast als een herstelexploit werd uitgebracht vóór de zittingsdag, heeft hij alleen in zoverre gelijk dat in dat geval de verweerder niet was verschenen op een dagvaarding die niet ondertekend was door de deurwaarder en later door een herstelexploit op de voet van art. 92 Rv gevolgd was, dat niet aannemelijk was dat de verweerder niet was verschenen als gevolg van het enkel niet ondertekend zijn van de dagvaarding, dat in dit geval herstel van het verzuim bevolen kon worden (art. 93 lid 3) maar dat dat niet nodig was omdat er al een herstelexploit was gevolgd. De Hoge Raad legde dus zeker niet in het algemeen een verband tussen art. 92 en art. 93.
4.Schriftelijke toelichting onder 4.2.
5.Zie voor zo’n geval HR 10 maart 1978, NJ 1978, 657. Het arrest is door Heemskerk in zijn noot eronder bekritiseerd waar het inhield dat door de betekeningsfout (de appeldagvaarding was niet conform het toen geldende art. 2 Rv door de deurwaarder aan het hoofd van het plaatselijk bestuur "ter hand gesteld" maar aan de gemeente per post was verzonden) de appeldagvaarding niet was uitgebracht zodat de appellante terecht niet ontvankelijk was verklaard.
6.Zie mijn conclusie voor HR 13 september 1991, NJ 1991, 767, welke uitspraak een vonnis betrof waarvan eveneens werd beweerd dat het "non-existent" was. Zie met name onder 3.1 e.v. met gegevens in de voetnoten. Zie voorts de noot van Heemskerk onder HR 10 maart 1978, NJ 1978, 657.
7.T.A.W. Sterk, Kan een banaan een herstelbare dagvaarding zijn?, De ontvangsttheorie in het burgerlijk procesrecht, in: Quod licet, 1992, p. 407 e.v.
8.Zie zijn in deze zaak aan de advocaat in eerste aanleg van Staalbouw uitgebracht advies, dat bij memorie van antwoord in het incident in appel is overgelegd.
9.Kleyn-bundel, p. 415.
10.MvT op het in 1985 gewijzigde art. 92 (Bijl.Hand. II 1983-1984, 18 484, nr. 3), geciteerd in HR 25 oktober 1985, NJ 1986, 473.
11.HR 28 april 1916, NJ 1916, 734. In de toen geldende tekst van art. 94, lid 1, stond: Indien de gedaagde op de dagvaarding verschijnt en de nietigheid van het exploit inroept, kan de rechter die exceptie verwerpen, wanneer het verzuim of de overtreding van dien aard wordt bevonden, dat de gedaagde daardoor in zijne verdediging niet is benadeeld, en alzo geen belang heeft zich van de nietigheid te bedienen.
12.Zo ook losbl. Burg. Rechtsvordering (Jansen), art. 94, aant. 5.
13.Vgl. Sterk, Kleyn-bundel, p. 415 onder 8, meent dat de rechter ambtshalve de niet-ontvankelijkheid behoort uit te spreken in het geval van een ‘’fundamenteel gebrekkig’’ exploot waarop de gedaagde is verschenen.
14.Die eis valt m.i. ook niet, zoals mr Von Schmidt auf Altenstadt, schriftelijke toelichting onder 4.2 van oordeel is, te lezen in de arresten HR 9 juni 1989, NJ 1990, 106 en 107.