ECLI:NL:PHR:1994:32
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Meijers
- Rechtspraak.nl
Poging tot oplichting bij tankstation met niet op naam staande creditcard
In deze zaak gaat het om een verdachte die op 15 maart 1994 bij een tankstation heeft geprobeerd om benzine en sigaretten te betalen met een creditcard die niet op zijn naam stond. Toen de betaling niet lukte, is hij met de getankte benzine weggereden, maar zonder de sigaretten. De Hoge Raad behandelt de klacht van de verdachte dat de bewezenverklaring van poging tot oplichting geen steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen. De verdachte stelt dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat het gaat om een voltooid delict, omdat hij de benzine daadwerkelijk heeft getankt. De Hoge Raad oordeelt dat het hof de term 'afgifte' in de juiste betekenis heeft opgevat en dat deze opvatting niet in strijd is met de wet. De Hoge Raad concludeert dat de bewezenverklaring verbeterd kan worden door de verwijzing naar de benzine te schrappen, maar dat dit niets verandert aan de ernst van het verwijt aan de verdachte. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het beroep van de verdachte moet worden verworpen.