Conclusie
Toepasselijkheid van de Nederlandse strafwetvastgesteld dat de bedoelde feiten,
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de Nederlandse strafwet van toepassing is op feiten die zijn gepleegd in Italië en Zwitserland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van vervalste betaalkaarten. De Hoge Raad behandelt de vraag of het hof voldoende heeft onderzocht of de feiten in de landen waar ze zijn gepleegd strafbaar zijn gesteld. De conclusie van de Hoge Raad is dat het hof inderdaad heeft onderzocht of de feiten in Italië en Zwitserland strafbaar zijn en dat de opvatting dat alleen teksten van buitenlandse strafwetgeving in de Nederlandse taal ter kennis van het hof moeten worden gebracht, geen steun vindt in het recht. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten, voor zover in Italië en Zwitserland begaan, strafbaar zijn gesteld en volgens de Nederlandse wet een misdrijf opleveren. De Hoge Raad bevestigt dat het hof het bepaalde in artikel 5 lid 1 onder 2° van het Wetboek van Strafrecht in acht heeft genomen. Dit artikel vereist niet dat de buitenlandse strafwet de gedraging op dezelfde wijze strafbaar stelt als de Nederlandse wet. De Hoge Raad oordeelt dat het middel ongegrond is en dat er geen grond voor ambtshalve cassatie is, waardoor het beroep wordt verworpen.