ECLI:NL:PHR:1994:21
Parket bij de Hoge Raad
- J.M. Fokkens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van teruggave van inbeslaggenomen goederen aan derden in het strafrecht
In deze zaak is het beroep in cassatie gericht tegen een beschikking van de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarin het beklag van verzoekers tegen het voortduren van het beslag op 66 chèques, girobetaalkaarten en een paspoort ongegrond is verklaard. De Rechtbank heeft in dezelfde beschikking de teruggave gelast van de chèques en betaalkaarten aan '[A]' en het paspoort aan [betrokkene]. Na indiening van het klaagschrift zijn '[A]' en [betrokkene]' opgeroepen om te worden gehoord. De vraag die aan de orde is, is of de Rechtbank de teruggave mocht gelasten aan derden, terwijl er geen klaagschrift door hen was ingediend.
De Hoge Raad overweegt dat teruggave van inbeslaggenomen goederen aan anderen dan de beslagene mogelijk is, mits de Officier van Justitie gebruik maakt van zijn bevoegdheid of de belanghebbende een beklag indient. In deze zaak blijkt dat geen van beide situaties zich heeft voorgedaan. De Hoge Raad stelt dat als een beklag met een verzoek tot teruggave aan de beslagene ongegrond wordt verklaard, er geen last tot teruggave aan een derde kan worden gegeven. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak van de Hoge Raad.
De Rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om het beslag voort te zetten, en had het beklag in die zin gegrond moeten verklaren. De conclusie van de Hoge Raad is dat de beschikking van de Rechtbank moet worden verbeterd, zodat het beklag alsnog gegrond wordt verklaard, met verwerping van het beroep voor het overige. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie aangegeven dat de mogelijkheid tot teruggave aan derden niet uitgesloten kan worden, mits de belangen van de betrokkenen in acht worden genomen.