ECLI:NL:PHR:1993:50
Parket bij de Hoge Raad
- C.L. de Vries
- M.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid bij verkeersongeluk tussen vrachtauto en personenauto's met betrekking tot bewijslast en voorrangsplicht
In deze zaak gaat het om een verkeersongeluk dat plaatsvond op 15 augustus 1980 op de Rijksweg 20 te Rotterdam, waarbij een Daf-vrachtauto, bestuurd door [betrokkene 1], en een 2CV Citroën, bestuurd door [verweerder], met elkaar in botsing kwamen. De 2CV schoot vervolgens naar links en botste tegen een Peugeot, bestuurd door [betrokkene 2], die ernstig gewond raakte. Winterthur, de verzekeraar van [betrokkene 2], vorderde betaling van [verweerder] voor de schade die zij aan [betrokkene 2] had vergoed. De Rechtbank oordeelde dat Winterthur het bewijs van de toedracht van het ongeval moest leveren, wat door het Hof werd bekrachtigd. Het Hof verwierp de grieven van Winterthur, die betoogde dat [verweerder] schuld had aan het ongeval en dat hij de voorrangsplicht niet had nageleefd. Het Hof concludeerde dat de feiten geen aanleiding gaven om [verweerder] als mede-schuldig aan te merken en dat Winterthur niet voldoende bewijs had geleverd voor haar vordering. Het cassatiemiddel richtte zich tegen deze beslissing, maar het Hof oordeelde dat de bewijslast bij Winterthur lag, conform de hoofdregel van art. 177 Rv. Het Hof oordeelde dat de stellingen van Winterthur niet voldoende waren onderbouwd en dat [verweerder] niet aansprakelijk kon worden gesteld zonder dat Winterthur haar bewijs had geleverd. De Procureur-Generaal concludeerde tot verwerping van het cassatieberoep, aangezien het middel ongegrond was.