Voetnoten
1.) Vonnis in prima, r.o. 1; bestreden arrest, r.o. 3; zie ook prod. 1 bij akte in prima d.d. 31 okt. 1989.
2.) Het woord “fonogram” heeft volgens Van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 1992, drie betekenissen, waarvan hier klaarblijkelijk de derde is bedoeld: “gezamenlijke benaming voor grammofoonplaten, cassettes en c.d.’s.”
3.) Een lijst van de leden is gehecht aan de inleidende dagvaarding.
4.) Daarvan bevindt zich een lijst bij de stukken.
5.) HR 1 juli 1992, RvdW 1992, 184 (alpha-hulpen).
6.) Zie ook HR 17 juni 1986, NJ 1987, 743 (Nieuwe Heer), m.nt. W.H. Heemskerk.
7.) M.J.P. Verburgh, Privaatrecht en Kollektief belang, 1975, p. 14, wijst er op dat in de praktijk alleen natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen onder firma als procespartij ontvangen worden en dat het “bestaanscriterium” dus niet specifiek is voor collectieve acties. Wel hebben door losse samenwerkingsvormen (actiegroepen e.d.) ingestelde acties vaak een collectief karakter.
8.) Kamerst. [II, 1991-1992] 22 486, nr. 3, p. 3-7.
9.) HR 18 dec. 1992, RvdW 1992, 15 ([…]/milieustichtingen).
10.) HR 27 juni 1986, NJ 1987, 743, m.nt. W.H. Heemskerk.
11.) Zie ook de hierna § 3.4.1.) genoemde arresten-ZOROT en -VEA
12.) Kamerst. [II 1988-1989] 21 244, Regelen inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen etc.
13.) Kamerstukken t.a.p., nr. 3, p. 24.
14.) Opmerking verdient dat in HR 24 februari 1989, NJ 1989, 701 m.nt. L. Wichers Hoeth (Elvis Presley I) werd geoordeeld dat prestaties van uitvoerende kunstenaars op één lijn staan met door het auteursrecht beschermde prestaties
15.) Bij de totstandkoming van de wijzigingswet Stb. 1985, 307. Kamerstukken [II 1984-1985], 16 740, nrs. 17 en 24. Zie voor de (summiere) parlementaire behandeling: toelichting Korthals, Handelingen Tweede Kamer 20 sept. 1984, p. 76, Minister Korthals Altes, idem, p. 80 en stemming, idem, p. 128.
16.) Vgl. ook: m.v.t. bij het voorstel tot invoegen van de artt. 3:305a en 305b BW, t.a.p., p. 21 (“belangen van anderen”).
17.) Pleitaantekeningen van de raadsman van de NVPI in eerste aanleg, p.1.
18.) HR 24 febr. 1989, NJ 1989, 701, m.nt. L. Wichers Hoeth (Elvis Presley I).
19.) Zie de m.v.t., p. 23, bij het aanhangige, in noot 8 genoemde, wetsvoorstel tot invoering van de artt. 3:305a en 305b BW. Vgl. ook Heemskerk in zijn noot onder het arrest van het hof te ’s-Hertogenbosch van 24 februari 1982, NJ 1984, 604 (NVPI c.s./De Vogt), p. 2102 r.k., 1e volle al.
20.) HR 14 mei 1965, NJ 1965, 361. Vgl. ook de m.v.t. bij het ontwerp waarbij dit artikel in zijn huidige versie is ingevoegd, kamerst. [II, 1950-1951] 1.971, nr. 3, p. 2 en de m.v.a. II, nr. 5, p. 2. Iets anders ligt het in rekestprocedures: HR 9 april 1976, NJ 1977, 347, m.nt. W.H. Heemskerk.
21.) Vgl. Asser-v.d. Grinten I (De vertegenwoordiging), 1990, nr. 77, p. 66 e.v.
22.) Vgl. Asser-Hartkamp III, 1990, nr. 291, p. 263 en nr. 307, p. 294.
23.) Door mij toegevoegd ter verbetering van een waarschijnlijke verschrijving – H.
24.) G. Verburg, De vrijwillige zaakwaarneming, diss. VU, 1949, nr. 147 e.v., p. 210 e.v., H.E. Ras, Zaakwaarneming naar Nederlands recht, preadvies Vereniging voor de vergelijkende studie van het recht van België en Nederland, Jaarboek 1967-1968, p. 414 en H.J.P. Verburgh, t.a.p., p. 21-22 beantwoorden deze vraag bevestigend. Hartkamp (Asser-Hartkamp 4-III, 1990, nr. 295, p. 266) neemt aan dat het optreden in een rechtsgeding bij wijze van zaakwaarneming mogelijk is, doch niettemin bestaan hier z.i. redenen voor twijfel, P.R. Smits, Zaakwaarneming in het burgerlijk geding, NJB 1962, m.n. p. 201, ad 7, antwoordt ontkennend.
25.) Artt. 6:195-202 BW; daarover: Asser-Hartkamp, t.a.p. nr. 291 e.v., p. 361 e.v.