Voetnoten
1.Dit is de datum, genoemd in de kop van de uitspraak. Aan het slot van de uitspraak (blz. 6) is vermeld: ‘’Aldus vastgesteld in raadkamer op oktober 1990 (...)''. Dat laatste kan niet juist zijn omdat de zaak blijkens pt. 2.2 en 2.5 van de uitspraak op 17 april 1991 en 2 oktober 1991 mondeling is behandeld. Ik neem dus aan dat voor ‘’oktober 1990'' gelezen moet worden: 28 oktober 1991.
2.Infobulletin 1992/193; korte samenvatting in Vakstudie Nieuws (VN) 13 februari 1992, blz. 375, pt. 2.6.
3.Uit het vertoogschrift van de Inspecteur (blz. 2, laatste al.) maak ik op dat de andere bestuurders ook aansprakelijk zijn gesteld.
4.Met misbruik wordt dan bedoeld het misbruiken van met name de B.V., leidend tot benadeling van crediteuren, waaronder met name de fiscus, de bedrijfsverenigingen en de bedrijfspensioenfondsen. Als eerste misbruikwet wordt dan wel beschouwd de Wet ketenaansprakelijkheid van 4 juni 1981, Stb. 1981, nr. 370.
5.De in art. 41b Wet OB 1968 opgenomen regeling voor omzetbelastingschulden was gelijkluidend. Ook de in art. 16c CSV opgenomen regeling voor premieschulden volgde het hier aangegeven stramien.
6.Ik concentreer mij hierna op naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
7.Art. 36 en 49 Invorderingswet 1990. Bestrijdt de bestuurder de schuld als zodanig, dan is dat een zaak voor de belastingrechter; zie art. 50 Invorderingswet 1990.
8.Stb. 1986, nr. 275; ook genoemd: de derde misbruikwet.
9.Nota van wijziging ontwerp WBA, ontvangen 31 augustus 1982, nr. 8.
10.Nota van wijziging ontwerp WBF, ontvangen 1 november 1983, nr. 7. Zie ook M.v.A. WBF blz. 21, eerste al. Daarmee werd tegemoet gekomen aan de kritiek van C.A.E. Uniken Venema, De Naamloze Vennootschap, 1981, blz. 157, en M.J.G.C. Raaijmakers, NJB 1981, blz. 793. De in noot 8 genoemde Nota van wijziging op het ontwerp-WBA liep dus op deze wijziging vooruit. Bij Tweede Nota van wijziging op het ontwerp WBF, nr. 10 werd ‘’kennelijk niet behoorlijk'' veranderd in ‘’kennelijk onbehoorlijk''.
11.Handelingen Tweede Kamer, 28 augustus 1985, blz. 6301. De heer Vermeend verwees daarbij naar het arrest HR 23 juni 1976, BNB 1967/199.
12.Minister Korthals Altes, 29 augustus 1985, blz. 6337 lk. en staatssecretaris Koning, idem, blz. 6349, lk..
13.Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 1990, gewijzigd bij Besluit van 17 december 1990, Stcrt. 1991, 13 d.d. 18 januari 1991, editie Schuurman & Jordens, 114-II, blz. 208/9.
14.Rechtspersonen, art. 138 aant. 4, blz. 138-17 en 18, losbl. ed., suppl. 84 (maart 1989).
15.Cursiveringen van Löwensteyn en Baggerman.
16.Jurisprudentie: Hof 's-Gravenhage 19 maart 1991, nr. 1549/89, FED 1991/495 (verkoop pand ver beneden de waarde, waardoor een zekerheidsstelling haar waarde verloor); Hof Arnhem 21 augustus 1991, nr. 976/89, Infobulletin 92/41 (opteren voor belaste verkoop pand, terwijl te verwachten was dat bank BTW-component verkoopprijs zou gebruiken voor compensatie van schuld, zodat BTW onbetaald bleef); Raad van Beroep (RvB) Amsterdam 1 augustus 1990, Premie 89/4152, Infobulletin 90/690 (onverantwoorde investeringen) en, in negatieve zin Hof Amsterdam 23 april 1991, nr. 4868/88, VN 10 oktober 1991, blz. 2751, pt. 24 (hoog rekening-courantsaldo op zich onvoldoende); Hof 's-Gravenhage 17 augustus 1992, nr. 89/380, VN 31 december 1992, blz. 3920, pt. 24 betaling van een - fiscaal - bovenmatige onkostenvergoeding; in welk geval ook het causaal verband dubieus was).
17.Ars Aequi 1990, nr. 2, blz. 95 met noot Raaijmakers.
18.HR 20 mei 1988, t.a.p..
19.In deze zin dan ook Hof Amsterdam 14 oktober 1992, nr. 90/5609, VN 25 februari 1993, blz. 610, pt. 23.
20.Nr. 340/89, BNB 1991/294, VN 7 februari 1991, blz. 447, pt. 18.
21.Zie ook Hof 's-Gravenhage 15 mei 1992, nr. 91/2210, VN 1 oktober 1992, blz. 2806, pt. 23; 24 juli 1992, nr. 90/3676, FED 1992/672, (het beroep in cassatie tegen deze uitspraak is bij Uw Raad aanhangig onder nr. 29 170); Rechtbank 's-Gravenhage 15 juli 1992, nr. 91/6510 en 6511, VN 3 september 1992, blz. 2500, pt. 13.
22.Zie hierover ook P.J. Dortmond in Piercing van Schilfgaarde, 1990, blz. 16 e.v.
23.Zie hierover Van Schilfgaarde en Van den Hoek in De nieuwe misbruikwetgeving, blz. 35 en 68-9. Van Schilfgaarde, Misbruik van rechtspersonen, blz. 53 e.v. en 60; Dijk c.s., blz. 72, en W.C.L. van der Grinten, Van der Heijden/Van der Grinten, Handboek voor de naamloze en besloten vennootschap, 12e dr., nr. 399.1, blz. 682 (die art. 2:138 en 248 bij een dergelijk onbehoorlijk handelen van een individuele bestuurder niet van toepassing acht). Anders kennelijk Löwensteyn en Baggerman, t.a.p., aant. 4, blz. 138-18).
24.T.a.p., aant. 6, blz. 138-20.
25.Cursivering Löwensteyn/Baggerman.
26.Zie ook Hof Amsterdam 12 mei 1992, nr. 1780/90, FED 1992/644 met noot W.E.M. van Nispen tot Sevenaer. Deze zaak is bij Uw Raad aanhangig onder nr. 28.997. Anders Rechtbank Den Haag 15 juli 1992, nr. 91/6511, VN 3 september 1992, blz. 2500, pt. 13, inzake art. 36 Invorderingswet waarbij aansprakelijkheid werd afgewezen omdat een zoon, hoewel ‘’juridisch direkteur'' de feitelijke bedrijfsvoering geheel overliet aan zijn vader en de feitelijke gezagsverhouding werd bepaald door de familierelatie. Tegen dit vonnis is hoger beroep aangetekend (Beloning en Belasting 22 april 1993, nr. 16, blz. 6).
27.RvB Haarlem 11 mei 1992, nr. P 89/5327/8 Z, FED 1992/645 m.n. Van Nispen tot Sevenaer vernietigde een beschikking tot aansprakelijkstelling en wees de zaak terug voor nadere beoordeling van de mededeling van de curator dat de aansprakelijkgestelde bestuurder door zijn medebestuurder willens en wetens onkundig was gehouden van de financieel-economische situatie waarin de vennootschap zich bevond.
28.Van Schilfgaarde, Misbruik van rechtspersonen, blz. 33, 59 e.v.; Dijk c.s., blz. 72, bestreden door Dortmond, Piercing Van Schilfgaarde, blz. 20.
29.T.a.p. blz. 683.
30.T.a.p. aant. 6, blz. 138-21.
31.Anders Rechtbank Haarlem 27 oktober 1992, nr. 3052/91, VN 26 november 1992, blz. 3542, pt. 20.
32.Zie ook Raad van Beroep Roermond 1 augustus 1990, premie 1989/2773, RSV 1991/81.
33.Hof Amsterdam 17 april 1991, nr. 2323/89, VN 3 oktober 1991, blz. 2697, pt. 19.
34.Zie ook CRvB, 3 juni 1992, RSV 1993/110 en Hof Den Bosch 9 april 1990, NJ 1991, 177, VN 1990, blz. 1724, pt. 20 inzake het begrip bestuurder in art. 16c onder b (oud) CSV (ketenaansprakelijkheid).
35.Behoudens tegenbewijs, zie RvB 's-Gravenhage 22 februari 1989, premie 1988/1012, RSV 1989/315.
36.HR 25 september 1991, BNB 1992/162 met noot J.P. Scheltens besliste dat deze bepaling, voor zover deze inhoudt dat de mededeling schriftelijk moet worden gedaan, niet verbindend is.
37.Stb. 583; VN 20 december 1986, blz. 2675, pt. 27.
38.Besluit van 30 mei 1990, Stb. 223; VN 14 juni 1990, blz. 1822, pt. 20.
39.In die zin ook J.D. Schouten, WFR 1990/5911, blz. 571, pt. 5.3 en Booij, t.a.p., blz. 24.
40.Anders Hof Den Haag 30 augustus 1990, BNB 1990/294, VN 7 februari 1991, blz. 447, pt. 18.
41.VN 21 september 1989, blz. 2627, pt. 13.
42.VN 7 februari 1991, blz. 447, pt. 18.
43.Idem CRvB 10 juli 1991, AB 1991, 621, RSV 1991/105, VN 29 augustus 1991, blz. 2396, pt. 27.
44.In dezelfde zin CRvB 13 maart 1991, AB 1991, 317 en 10 juli 1991, AB 1991, 621, RSV 1991/105, VN 29 augustus 1991, blz. 2396, pt. 27.
45.Anders Hof Den Haag 30 augustus 1990, BNB 1990/294, VN 7 februari 1991, blz. 447, pt. 18, en Booij, t.a.p. blz. 46, pt. 2.3.4.
46.FED 1990/340.
47.FED 1989/781.
48.In deze zin ook Hof Amsterdam 12 mei 1992, nr. 1781/90, VN 3 september 1992, blz. 2503, pt. 14.
49.Handelingen Tweede Kamer, 14 december 1989, blz. 23-830, mk., 4e al.
50.Zie over een en ander ook S.V. Langeveld, WFR 1990/5913, blz. 653; C. de Kramer, WFR 1990/5917, blz. 839; P.G. Koch, WFR 1991/5952, blz. 328 en J.B. Wezeman, TVVS 1991, nr. 91/4, blz. 88.
51.Wet van 15 mei 1829, Stb. 28, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk.