3.1 Naar het mij voorkomt, heeft het hof in het onderhavige geval geen onjuiste maatstaf aangelegd en geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door uit te gaan van de regel dat de deelnemers aan een balsport het risico aanvaarden dat zij door een bal worden getroffen, en wel ongeacht of dit treffen, zoals bij tennis in de regel het geval zal zijn, niet méér oplevert dan een blauwe plek, dan wel dat het het scheuren van het netvlies van een oog tengevolge heeft. Dit is slechts anders indien de betreffende sport op zichzelf reeds zo gevaarlijk is dat deelname eraan een onrechtmatige daad jegens de getroffene oplevert. (zie HR 25-11-1977 NJ 1978, 331), maar me dunkt dat daarvan bij tennis geen sprake is. Voorts kan het onrechtmatig zijn als men, met overtreding van de spelregels, opzettelijk of grof onzorgvuldig een andere speldeelnemer raakt, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. De stelling dat [eiser] tussen de games door geen bal behoefde te verwachten, heeft het hof in rov. 4.3 verworpen.
3.2 Zie over risico-aanvaarding Onrechtmatige Daad I-E (C.H.M. 'Jansen) nrs. 216 e.v., i.h.b. nr. 221 met op p. I-236c onder het arrest HR 25-11-1977 NJ 1978, 331 (nog in de kleine letters) vermelding van literatuur over dit soort gevallen, waaronder Van Wassenaer van Catwijck. Eigen schuld en medeschuld volgens BW en NBW, 1985 p. 97 e.v. en waaraan toe te voegen Asser-Hartkamp 4-1*, 1984 nr. 455 op p. 354. Laatstgenoemde is van mening dat het begrip risico-aanvaarding als zelfstandige rechtsfiguur onbruikbaar is (zie nr. 454, p. 352); het is niet de risicoaanvaarding, maar de (stilzwijgend gegeven) toestemming tot het verrichten van handelingen, die onder gewone omstandigheden mishandelingen zouden zijn, waardoor, binnen zekere grenzen, de onrechtmatigheid wordt opgeheven.
3.3 Het betoog van Hartkamp vind ik verhelderend, aangezien het m.i. makkelijker is om te onderscheiden tussen handelingen van een speldeelnemer waartoe achteraf bezien wel, en waartoe geen (stilzwijgende) toestemming zal zijn gegeven - afgezien van de wellicht ongelukkige gevolgen van die handelingen -, dan tussen zorgvuldig en onzorgvuldig handelen in het kader van het spel. In het onderhavige geval mag men aldus, naar het mij toeschijnt, wel aannemen dat [eiser] ermee had ingestemd dat [verweerder] bij het wisselen van het spel de ballen - met een lob - naar zijn speelhelft sloeg.
3.4 Ter vergelijking nog enkele uitspraken van feitenrechters. Rb. Zwolle 26-11-1986 VR 1988, 44: een karatetrap tijdens een voetbalwedstrijd is onrechtmatig; Hof Den Haag 10-4-1974 VR 1975, 6: het feit dat de aanrijding plaats vond tussen twee rallyrijders is niet van invloed op de schuldvraag; maar: Ktg. Amsterdam 18-6-1937 NJ 1938, 770: geen schuld bij een aanvaring tussen twee motorboten tijdens het ronden van een boei bij de voorbereiding voor een wedstrijd; Rb. Breda 8-3-1966 NJ 1967, 145: het risico dat men aanvaardt door aan een drijfjacht deel te nemen, omvat niet mede het letsel dat men oploopt doordat gedaagde zijn geweer zo onzorgvuldig had behandeld dat het bij een val af kon gaan; Rb. Amsterdam 7-12-1937 NJ 1939, 220 t.a.v. een ongeval tijdens een "loopduikspel": deelnemers aan sport en spel aanvaarden vrijwillig zekere risico's en kunnen zich i.h.a. niet beklagen over een hun overkomen ongeval, mits de spelregels behoorlijk in acht genomen zijn.
3.5 Zie voorts, "buiten het verband van sport en spel, voor drie recente gevallen van letselschade als gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden: HR 20-6-1986 NJ 1986, 780 (speelse duw), HR 11-12-1987 NJ 1988, 393 G. (stap achteruit om ingang bus voor anderen vrij te maken) en HR 23-6-1989 rolnr. 13.563 met conclusie mr. Asser (niet gepubliceerd) (surfplank die van het dak van een stilstaande auto waait).