Conclusie
Feiten en procesgang
Beschouwingen, algemeen
De Nederlandse wet
De Grondwet
EVRM
Het IVBPR
Conclusie
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of twee personen van hetzelfde geslacht het recht hebben om met elkaar te huwen onder de Nederlandse wetgeving. De verzoekster, een vrouw, heeft haar voornemen om met haar vriendin in het huwelijk te treden kenbaar gemaakt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze weigerde echter zijn medewerking aan de huwelijksaangifte, omdat beide vrouwen van hetzelfde geslacht zijn. De verzoekster heeft hierop de rechtbank verzocht om de ambtenaar te dwingen zijn medewerking te verlenen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. In hoger beroep heeft het hof de beschikking van de rechtbank bevestigd. De verzoekster heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, waarbij zij dezelfde argumenten aanvoert als in de eerdere procedures.
De Hoge Raad overweegt dat de Nederlandse wet niet expliciet een huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht verbiedt, maar dat de wetgever ervan uitgaat dat een huwelijk alleen mogelijk is tussen een man en een vrouw. De Hoge Raad verwijst naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR), en concludeert dat de Nederlandse wetgeving in overeenstemming is met deze verdragen. De Hoge Raad oordeelt dat de verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de wet geen ruimte biedt voor een huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het cassatiemiddel ongegrond is en dat het beroep moet worden verworpen.