Conclusie
conclusiedat het cassatieberoep verworpen dient te worden.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder over de ontruiming van een horecapand. De verhuurder, aangeduid als [verweerder], heeft in 1959 een pand verhuurd aan [betrokkene 1] voor gebruik als horecapand met bovenwoning. De verhuurder heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming gevorderd op basis van wanprestatie, omdat [betrokkene 1] zonder toestemming van de verhuurder het pand had afgestaan aan [eiser]. De kantonrechter te ’s-Gravenhage heeft de vordering van de verhuurder toegewezen, maar dit vonnis werd in hoger beroep door de rechtbank te ’s-Gravenhage bekrachtigd. [Eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de verhuurder niet verplicht is om een derde, in dit geval [eiser], als huurder te accepteren, tenzij er sprake is van specifieke wettelijke uitzonderingen zoals erfopvolging of een rechterlijke machtiging. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de huurder, zonder toestemming van de verhuurder, zijn huur niet aan een ander kan overdragen. De klachten van [eiser] in cassatie zijn ongegrond bevonden, en de Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen. Dit arrest bevestigt de strikte regels omtrent de overdracht van huur en de rechten van verhuurders in dergelijke situaties.