ECLI:NL:PHR:1990:12
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Strafrechtelijke beoordeling van valsheid in geschrift en opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten
In deze zaak heeft het Hof de requirant in appel veroordeeld voor (1) opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven van bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, meermalen gepleegd; en (2) valsheid in geschrift. De opgelegde straf was een gevangenisstraf van één jaar, met verbeurdverklaring van de valse bankbiljetten. Tegen dit arrest heeft de requirant beroep in cassatie ingesteld, waarbij twee middelen van cassatie zijn voorgesteld.
In het eerste middel wordt betoogd dat het Hof een leugenachtige verklaring heeft gebruikt voor bewijs, terwijl een passage daarvan als waar is aangemerkt. De conclusie is dat dit middel faalt, omdat het Hof niet heeft uitgesloten dat bepaalde onderdelen van een leugenachtige verklaring wel waar kunnen zijn. Dit fenomeen is ook te zien bij oplichting, waar bepaalde waarheden in een leugenachtige verklaring de bedriegelijkheid vergroten.
Het tweede middel betreft het verzuim van het Hof om rekening te houden met een Zwitserse straf van zes jaar, die is omgezet in een Nederlandse gevangenisstraf van vijf jaar. De conclusie is dat de grondgedachte van artikel 63 Sr niet van toepassing is, omdat de buitenlandse justitie betrokken was bij de zaak. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het beroep, omdat de samenloopregeling niet van toepassing is en het samenloopplafond niet is gehaald.