ECLI:NL:PHR:1990:1
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Valsheid in geschrift en oplichting in het kader van financiering van een schip
In deze zaak heeft het Hof de verdachte veroordeeld voor (1) medeplegen van valsheid in geschrift en (2) oplichting. De valsheid in geschrift betrof een contract voor de bouw van een schip, waarin een onjuiste bouwsom van f 6.260.000,- werd vermeld, terwijl de werkelijke som f 4.850.000,- was. Dit valse contract leidde ertoe dat de overheid werd bewogen om een te hoge W.I.R.-premie uit te keren. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, waarin hij één middel van cassatie heeft voorgesteld. Het verweer was dat de feiten als één voortgezette handeling in de zin van artikel 56 Sr moesten worden beschouwd. Het Hof heeft dit verweer verworpen, met als argument dat het tijdsverschil tussen de feiten te groot was om als één handeling te worden gezien. De Procureur-Generaal concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld, aangezien de materiële gedragingen op verschillende tijdstippen en locaties hebben plaatsgevonden. De conclusie is dat het middel niet aannemelijk is en het beroep wordt verworpen.