2.1. Het inleidende verzoekschrift hield in (blz. 1):
‘’Ten tijde van het echtscheidingsvonnis werd door Uw Rechtbank overwogen, dat de gevorderde alimentatie aan (de vrouw) diende te worden ontzegd, daar (zij) mogelijk inkomsten verkreeg uit ….. [A], waarin zij werkzaam was en waarvan zij grootaandeelhoudster was. De genoemde onderneming is echter op 9 april 1987 gefailleerd.’’
2.2. Het Verweerschrift alimentatie hield in (onder 1, blz. 1):
‘’Waar (de vrouw) alstoen geen enkele inkomsten verkreeg uit ..... [A], zoals zij zélf stelt, en thans evenmin inkomsten uit [A] verkrijgt in verband met het faillissement van deze vennootschap, is er derhalve geen sprake van een
gewijzigdeomstandigheid in financiële zin, op grond waarvan de vastgestelde alimentatie (nihil) zou dienen te worden gewijzigd. Hierbij zij aangetekend, dat (de vrouw) tegen genoemd vonnis
geenrechtsmiddel heeft aangewend, zodat zij heeft berust in het vonnis.’’
2.3. De zojuist weergegeven discussie geeft aan, hoe de standpunten in dit geding tegenover elkaar stonden. Aldus zijn zij, blijkens de verdere gedingstukken, tegenover elkaar blijven staan. Daarin heeft uiteindelijk het hof de zijde van de man gekozen.
2.4. Voor de vraag nu, of er een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 401, lid 1, boek 1 BW, is, moet uiteraard uitgegaan worden van wat bij de voorafgaande gelegenheid door de rechter is vastgesteld (zie C. Gisolf, Wijziging en beëindiging van alimentatie, 1986, blz. 13), niet van wat bij die gelegenheid door één van de partijen, in andere zin, mocht zijn gesteld.
2.5. Als men zich het zojuist betoogde realiseert, springt het in het oog, dat de rechtsstrijd in de thans aanhangige zaak, voor zover ten grondslag liggend aan 's Hofs beslissing, eenvoudig op een misverstand berust. De Rechtbank heeft in 1985 weliswaar in twijfel getrokken, of de stelling van de vrouw dat zij (de vrouw) geen inkomsten uit [A] trok, wel juist was, maar de Rechtbank heeft voor de afwijzing van de alimentatievordering beslissend geacht, dat de vrouw er inkomsten uit had kunnen en/of kon trekken, dat wil dus zeggen dat zij er potentieel inkomen uit trok. Indien nu een bron van potentieel inkomen opdroogt doordat er een faillissement wordt uitgesproken, dan is dat een volstrekt relevante wijziging van omstandigheden.
2.6. Het middel slaagt.