ECLI:NL:PHR:1989:AD0609

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 1989
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
7393
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Civiel recht
Rechters
  • Mr. Van Soest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie na echtscheiding en relevante wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om de wijziging van alimentatie na een echtscheiding tussen een vrouw en een man, die op 4 oktober 1955 met elkaar zijn gehuwd. Hun huwelijk is ontbonden door echtscheiding, uitgesproken op 5 juli 1985. Bij deze echtscheiding heeft de rechtbank de alimentatievordering van de vrouw afgewezen, omdat zij geen inkomsten zou hebben uit haar vennootschap, waar zij grootaandeelhoudster en zaakvoerster was. De vrouw heeft echter in 1987 een verzoek ingediend tot wijziging van de alimentatie, omdat de vennootschap failliet was verklaard. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft het verzoek toegewezen, maar het Gerechtshof heeft in hoger beroep de alimentatie opnieuw afgewezen, met de overweging dat het faillissement geen relevante wijziging van omstandigheden was. De vrouw heeft cassatie ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het faillissement van de vennootschap wel degelijk een relevante wijziging van omstandigheden is, omdat zij hierdoor geen inkomsten meer kan ontvangen. De Procureur-Generaal concludeert dat het middel gegrond is en dat de bestreden beschikking vernietigd moet worden. De zaak wordt verwezen naar een ander gerechtshof voor verdere behandeling en beslissing, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt.

Conclusie

AP
Nr. 7393 rekest
Wijziging alimentatie ex-echtgenote
Parket, 25 november 1988
Mr. Van Soest
Conclusie inzake:
[de vrouw]
tegen
[de man]
Edelhoogachtbaar College,
1.
Korte beschrijving van de zaak.
1.1. De partijen zijn op 4 oktober 1955 met elkaar gehuwd.
1.2. Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding, uitgesproken bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juli 1985. Bij deze gelegenheid overwoog de Rechtbank onder meer (rechtsoverweging 2, blz. 1 v.)
‘’ten aanzien van de alimentatievordering van de vrouw dat deze ….. heeft verklaard dat zij ... al jaren noch als zaakvoerster noch als aandeelhoudster enige vergoeding of salaris of enige winstuitkering toucheert’’;
(rechtsoverweging 6, blz. 2)
‘’dat zoal waar is — hetgeen de rechtbank ernstig betwijfelt — dat de vrouw al jaren geen enkele beloning voor haar werkzaamheden toucheert deze situatie dan toch door de vrouw zelf in het leven is geroepen en wordt gecontinueerd vermits zij ….. bij [A] het heft volledig in handen heeft namelijk en als groot aandeelhoudster en als zaakvoerster. Het vooroverwogene noopt de rechtbank tot het oordeel dat de stellingname van de vrouw dat zij geen inkomsten heeft noch dat zij zich deze in redelijkheid zou kunnen verwerven als niet serieus en niet althans onvoldoende onderbouwd dient te worden verworpen weshalve de alimentatievordering aan de vrouw dient te worden ontzegd.’’
1.3. Het echtscheidingsvonnis is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 18 oktober 1985.
1.4. Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt (België) van 9 april 1987 is [A] failliet verklaard.
1.5. Het thans aanhangige geding is ingeleid door een verzoekschrift van de vrouw aan de Rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 1 juni 1987, strekkend tot wijziging van het vonnis van 5 juli 1985 in die zin dat de man aan de vrouw een alimentatie moet betalen van ƒ 1.500,- per maand.
1.6. Nadat de Rechtbank het verzoek had toegewezen, heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op het hoger beroep van de man bij beschikking van 24 maart 1988, nr. 512/87 AL, overwogen (onder 4, blz. 3):
‘’De vrouw beroept zich op de gewijzigde omstandigheid dat ..... [A] op 29 [1] april 1987 failliet is verklaard, zodat zij daaruit geen inkomsten meer ontvangt. Blijkens de processtukken heeft de vrouw zich echter steeds op het standpunt gesteld dat zij uit genoemde (vennootschap) nimmer inkomsten heeft ontvangen, zodat naar het oordeel van het hof genoemd faillissement niet als een relevante wijziging van omstandigheden kan worden aangemerkt.’’;
en het verzoek afgewezen.
1.7. De vrouw heeft tijdig en regelmatig beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel van cassatie voorgedragen.
1.8. De man heeft een verweerschrift in cassatie ingediend.
2.
Wijziging van gestelde en/of vastgestelde omstandigheden.
2.1. Het inleidende verzoekschrift hield in (blz. 1):
‘’Ten tijde van het echtscheidingsvonnis werd door Uw Rechtbank overwogen, dat de gevorderde alimentatie aan (de vrouw) diende te worden ontzegd, daar (zij) mogelijk inkomsten verkreeg uit ….. [A], waarin zij werkzaam was en waarvan zij grootaandeelhoudster was. De genoemde onderneming is echter op 9 april 1987 gefailleerd.’’
2.2. Het Verweerschrift alimentatie hield in (onder 1, blz. 1):
‘’Waar (de vrouw) alstoen geen enkele inkomsten verkreeg uit ..... [A], zoals zij zélf stelt, en thans evenmin inkomsten uit [A] verkrijgt in verband met het faillissement van deze vennootschap, is er derhalve geen sprake van een
gewijzigdeomstandigheid in financiële zin, op grond waarvan de vastgestelde alimentatie (nihil) zou dienen te worden gewijzigd. Hierbij zij aangetekend, dat (de vrouw) tegen genoemd vonnis
geenrechtsmiddel heeft aangewend, zodat zij heeft berust in het vonnis.’’
2.3. De zojuist weergegeven discussie geeft aan, hoe de standpunten in dit geding tegenover elkaar stonden. Aldus zijn zij, blijkens de verdere gedingstukken, tegenover elkaar blijven staan. Daarin heeft uiteindelijk het hof de zijde van de man gekozen.
2.4. Voor de vraag nu, of er een relevante wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 401, lid 1, boek 1 BW, is, moet uiteraard uitgegaan worden van wat bij de voorafgaande gelegenheid door de rechter is vastgesteld (zie C. Gisolf, Wijziging en beëindiging van alimentatie, 1986, blz. 13), niet van wat bij die gelegenheid door één van de partijen, in andere zin, mocht zijn gesteld.
2.5. Als men zich het zojuist betoogde realiseert, springt het in het oog, dat de rechtsstrijd in de thans aanhangige zaak, voor zover ten grondslag liggend aan 's Hofs beslissing, eenvoudig op een misverstand berust. De Rechtbank heeft in 1985 weliswaar in twijfel getrokken, of de stelling van de vrouw dat zij (de vrouw) geen inkomsten uit [A] trok, wel juist was, maar de Rechtbank heeft voor de afwijzing van de alimentatievordering beslissend geacht, dat de vrouw er inkomsten uit had kunnen en/of kon trekken, dat wil dus zeggen dat zij er potentieel inkomen uit trok. Indien nu een bron van potentieel inkomen opdroogt doordat er een faillissement wordt uitgesproken, dan is dat een volstrekt relevante wijziging van omstandigheden.
2.6. Het middel slaagt.
3.
Conclusie.
Het middel gegrond bevindende, concludeer ik tot vernietiging van de bestreden beschikking, tot verwijzing van het geding naar een ander gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing en tot compensatie van de kosten, op de voorziening in cassatie gevallen, in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,

Voetnoten

1.Hier zal gelezen moeten worden: 9, v.S.