Conclusie
rechtlijnigheen en weer bewegende stang met een zwenkbaar uitgevoerd, van een wigvormige spleet voor het vastklemmen van de slokdarm van de vogel voorzien verlengstuk, dat bij het inbrengen van het uithaalorgaan in het verlengde van de stang ligt en bij het bereiken van de uiterste stand van de stang in de richting van de wervelkolom wordt omgeklapt, zodanig dat de slokdarm wordt vastgeklemd en het uiteinde van het verlengstuk op de ribben van de vogel wordt gedrukt, waarna het bij de teruggaande beweging van de stang langs de ribben van de vogel wordt getrokken, waarbij het de vogel met de rug op een tegendrukvlak drukt en de met de slokdarm verbonden ingewanden en de longen van de vogel meeneemt,
met het kenmerk, dat het uiteinde van het verlengstuk (10) [2] stomp is uitgevoerd en wordt gevormd door twee kogels (1b), die aan weerszijden van de wigvormige spleet (15) zijn aangebracht.
met het kenmerk, dat de stang bestaat uit twee naast elkaar aangebrachte, onderling evenwijdige staven (11, 12), waartussen een trekstang (13) voor het verplaatsen van het verlengstuk (10) vrij beweegbaar is opgenomen, waarbij het scharnierend met het verlengstuk (10) verbonden uiteinde van de trekstang (13) zodanig is uitgevoerd, dat de trekstang (13) in elke stand van het verlengstuk (10) steeds voor althans het grootste gedeelte van de lengte in het vlak van de beide staven (11, 12) ligt’’ [3] .
kromlijnig heen en weer bewegende stang [8] .
eerste k.g.werd door [eiser] tegen Stork aanhangig gemaakt op grond van beweerde inbreuk door Stork met haar P 24 II-machine op het octrooi. Nadat de president bij vonnis van 1 juli 1983 drie deskundigen had benoemd en deze in januari 1984 hun rapport hadden uitgebracht waarin zij concludeerden [10] dat Storks machine valt binnen de beschermingsomvang van het octrooi, heeft de president bij vonnis van 23 februari 1984 Stork op straffe van een dwangsom verboden
tweede kort gedingwerd door Stork aangespannen onder meer, kort gezegd, met het doel [eiser] te doen verbieden het vonnis van 23 februari 1984 te executeren op grond van octrooiinbreuk door Stork met de hierboven genoemde door haar vervaardigde ‘’varianten’’ op het uithaalorgaan (de afgeslepen kogels). Nadat de president een van de eerder benoemde deskundigen, zoals bepaald bij tussenvonnis van 26 april 1984, mondeling ter terechtzetting verslag had laten uitbrengen aangaande deze kwestie, heeft hij bij vonnis van 17 mei 1984 de desbetreffende vordering van Stork afgewezen.
rechtlijnig heen en weer bewegende stang terwijl de desbetreffende inrichtingen van Stork zijn voorzien van een uithaalorgaan dat is uitgevoerd als een
kromlijnig heen en weer bewegende stang’’ [12] .
kromlijnige beweging de uitvinding — kogelvormig uitgevoerd uiteinde dat beschadiging der vogels voorkomt — ‘’niet beroert’’. Middelonderdeel 2 onderscheidt hier terecht twee beslissingen van het hof, te weten:
kromlijnige beweging van het uithaalorgaan in de machines van Stork ‘’beroert’’ niet ‘’de uitvinding’’.
het wezen van de uitvinding: de kogelvormig uitgevoerde uiteinden van het verlengstuk, die in althans een belangrijk deel van hun ongeveer U-vormige baan beschadiging der vogels voorkomen, niet beroert’’.
geoctrooieerdeuitvinding zoals ook Uw Raad in het genoemde arrest Tasseron/Philips van 1930 heeft overwogen [32] . De rechter dient er dan ook naar te streven bij zijn uitleg van het octrooi al te zeer ‘’verrassende’’ interpretaties waar mogelijk te vermijden [33] . Als hij, om zo te zeggen, deze streek van het kompas houdt wordt, denk ik, de gewenste middenkoers tussen enerzijds de (schijnbaar) oeverloze oceaan van de interpretatievrijheid en anderzijds de klippen van de letterlijke uitleg bevaren (om nu eens een ander beeld te gebruiken dan de eeuwige verslindende Scylla en opslorpende Charybdis).
zoals die is geoctrooieerd. Hiermee wordt de opmaat gegeven tot het in de volgende zinnen vervatte oordeel dat de beschermingsomvang van het octrooi is beperkt tot inrichtingen waarin het uithaalorgaan voorkomt met een
rechtlijnig heen en weer bewegende stang.
onderdeel 2van het middel erover klaagt dat het hof buiten de rechtsstrijd van pp. is getreden faalt het. Stork had immers gesteld dat de beschermingsomvang van het octrooi door [eiser] bewust was beperkt als door het hof aangenomen [36] .
gepubliceerdeaan en spelen niet gepubliceerde stukken dus slechts een ondergeschikte rol (…).
niette zijn verlengd valt buiten het octrooi’’ (noot in B.I.E. 1937, 112 [39] ). Voor wat
diefunctie van het octrooischrift betreft zijn stukken, waaruit de begrenzing van het beschermde recht kan blijken, dus nog op andere wijze van belang. Het verleeningsdossier kan aan de
publicatiedes aanvragers niets
toedoen, dus den omvang der hem toekomende bescherming niet
uitbreiden(…). Maar indien het verleeningsdossier wordt overgelegd en daaruit blijkt,
hetzijdat de aanvrager zelf zekere materie buiten zijn octrooi heeft geplaatst,
hetzijdat de Octrooiraad zulks heeft gedaan (…), dan staat daarmede vast, dat die materie
nietin het geoctrooieerde is begrepen’’.
kromlijnig heen en weer bewegende stang en evenmin dat de Octrooiraad een dergelijke beschermingsomvang had geweigerd. Het hof laat zelfs in het midden of [eiser] , zoals deze bij pleidooi in hoger beroep heeft doen zeggen [42] , een omissie heeft begaan door de conclusie na het nieuwheidsrapport waarin de aanvrage 71.000142 vermeld staat, niet aan te passen zodat ook inrichtingen met een uithaalorgaan uitgevoerd met een
kromlijnig heen en weer bewegende stang onder het octrooi zouden vallen. Het vindt — ik geef 's hofs overwegingen nu meer in eigen woorden weer — dat, waar het octrooi gegeven is voor een ‘’categorie’’ inrichtingen met een uithaalorgaan voorzien van een
rechtlijnig heen en weer bewegende stang en het enerzijds wel verwijst voor de stand van de techniek naar de aanvrage 71.000142 waarin mede een ‘’categorie’’ inrichtingen voorkomt met een uithaalorgaan met
kromlijnig heen en weer bewegende stang, maar anderzijds in ‘’de omschrijving van de uitsluitende rechten’’, daarmee bedoelt het hof kennelijk de conclusies van het octrooi, die ‘’categorie’’ inrichtingen wordt ‘’buitengesloten’’, derden niet behoeven te begrijpen a) dat [eiser] een dergelijke omissie heeft begaan, terwijl voor een beperking als genoemd ‘’verschillende redenen kunnen bestaan’’, en b) dat de beschermingsomvang zich ook uitstrekt tot inrichtingen met een uithaalorgaan voorzien van een
kromlijnig heen en weer bewegende stang.
kromlijnig heen en weer bewegende stang. Het octrooischrift zelf verwijst echter niet met zoveel woorden naar die inrichting [44] .
nietwas of derden mochten aannemen dat de beschermingsomvang van het octrooi beperkt was tot de daarin beschreven soort inrichting en zich niet behoefden af te vragen of [eiser] per vergissing had nagelaten de conclusie aan te passen aan de uit aanvrage 71.000142 bekende inrichting met een
kromlijnige stand. De vraag was naar mijn mening of derden, gegeven het
wezenvan de geoctrooieerde uitvinding en de
daaruit voortvloeiende beschermingsomvang mochten aannemen dat [eiser]
afstandhad gedaan van een deel van
diebeschermingsomvang, te weten die welke zich uitstrekte over inrichtingen met een uithaalorgaan voorzien van een
kromlijnig heen en weer bewegende stang.
rechtlijnig heen en weer bewegende stang, althans dat derden van een dergelijke beperking mochten uitgaan, onbegrijpelijk is en in elk geval onvoldoende is gemotiveerd.
onderdelen 7–10, zoals toegelicht in de pleitnotities van de kant van Stork, missen dan ook feitelijke grondslag nu zij ervan uitgaan dat het hof niet heeft vastgesteld wat het wezen van de geoctrooieerde uitvinding is en de daarop gebaseerde beschermingsomvang van het octrooi.
middelonderdelen 2, 3, 4, 5, 6 en 11tegen deze rechtsoverweging alle vast.
Onderdeel 12richt zich in de eerste plaats tegen r.o. 8 en 9 van het arrest doch tevergeefs, want het ziet er aan voorbij dat het hof — kort samengevat — in r.o. 8 en 9 heeft vastgesteld dat het hier bedoelde ‘’Auslegeschrift’’ niet behoort tot het gebied van de techniek waarvan de geoctrooieerde inrichting deel uitmaakt en dat niet is gesteld of gebleken dat de vakman op het gebied van dergelijke inrichtingen op grond van zijn algemene kennis van dat Auslegeschrift op de hoogte behoorde te zijn.