ECLI:NL:PHR:1989:9
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. G. Spong
- Mr. Meijers
- Rechtspraak.nl
Interpretatie van het begrip belanghebbende in de zin van artikel 552a en 552b WvSv
In deze zaak gaat het om de interpretatie van het begrip 'belanghebbende' zoals bedoeld in de artikelen 552a en 552b van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank te Amsterdam had eerder geoordeeld dat schuldeisers, ook al is hun vordering ontstaan uit misdrijven gepleegd door de beslagene, niet tot de kring van belanghebbenden behoren. Dit oordeel werd bestreden door de NMB, die verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een scanner, een Rolexhorloge en een gouden ring. De rechtbank had de NMB niet ontvankelijk verklaard in haar beklag tegen het uitblijven van een beslissing over de teruggave van deze voorwerpen.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank. Het begrip 'belanghebbende' omvat niet alleen de beslagenen en degenen met een zakelijk recht op inbeslaggenomen voorwerpen, maar ook diegenen die op basis van een overeenkomst belang hebben bij de beschikkingsmacht over het voorwerp. De Hoge Raad oordeelde dat de NMB, hoewel zij een vordering uit onrechtmatige daad had, niet als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van de artikelen 552a en 552b Sv. Dit oordeel werd als juist beschouwd, omdat het de grenzen van de strafvorderlijke beklagprocedure respecteert en civielrechtelijke vragen buiten beschouwing laat.
De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, waarbij wordt benadrukt dat de interpretatie van 'belanghebbende' niet moet leiden tot een onduidelijke rechtspraktijk. De Hoge Raad bevestigde dat de rechtbank geen verkeerde rechtsopvatting had gehanteerd en dat de ontvankelijkheid van de NMB niet kon worden erkend, waardoor een uitdrukkelijk oordeel over de teruggave van de voorwerpen niet nodig was.