ECLI:NL:PHR:1988:AD0467

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 1988
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
83.773
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Remmelink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoereikende weerlegging van het beroep op noodweerexces in strafzaak

In deze zaak heeft het Hof, behoudens de bewijsvoering, de gronden waarop de verwerping van het beroep op niet-strafbaarheid steunt, de strafmotivering en de beslissing nopens de vordering van de beledigde partij, bevestigd. De verdachte is veroordeeld ter zake van mishandeling tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en de civiele vordering van f. 1.066,28 is toegewezen. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld. Het beroep is gericht tegen de verwerping door het Hof van het beroep op noodweer respectievelijk noodweerexces. De verdediging stelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een te verwachten aanval van het slachtoffer, en dat de reactie van de verdachte slechts een enkele reactie was op een schoppen. Het Hof heeft echter vastgesteld dat er geen beroep is gedaan op relevante noodweeromstandigheden en concludeert dat er geen sprake was van noodweer-exces. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden concludeert tot verwerping van het beroep, aangezien het cassatiemiddel niet aannemelijk is.

Conclusie

JVE
Nr. 83.773
Zitting 10 augustus 1988
Mr. RemmelinkConclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar College,
In deze zaak waarin het Hof behoudens de bewijsvoering, de gronden waarop de verwerping van requirant's beroep op niet-strafbaarheid steunt, de strafmotivering en de beslissing nopens de vordering van de beledigde partij, bevestigend het vonnis van de Politierechter, requirant heeft veroordeeld terzake van mishandeling, tot gevangenisstraf voor de tijd van 2 weken voorwaardelijk, (proeftijd 2 jaar) + toewijzing van de civiele vordering ad f. 1.066,28, tegen welk arrest hij zich van beroep in cassatie heeft voorzien, is namens hem één middel van cassatie voorgesteld.
Aangevoerd wordt, dat het Hof ten onrechte althans niet voldoende gemotiveerd het namens requirant gedaan beroep op noodweer respectievelijk noodweerexces heeft verworpen.
Het komt mij voor, dat requirant tevergeefs in cassatie niet aantastbare vaststellingen van het Hof bestrijdt. Het Hof heeft nl. gesteld, dat namens requirant geen beroep is gedaan op de te deze relevante noodweeromstandigheid, nl. dat requirant, gevreesd zou hebben, dat hij door [slachtoffer] aangevallen zou worden, maar dat, naar namens requirant ook werd gesteld, slechts sprake was van een enkele reactie op diens schoppen. M.a.w. van een verdediging tegen een te verwachten aanval was, naar het Hof concludeerde, geen sprake. Onder deze omstandigheden was, naar het Hof terecht vaststelde, ook van noodweer-exces geen sprake. Men zou hier uiteraard nog wel kunnen denken aan een spontane reactie als gevolg van schrik of paniek, maar ook dit heeft het Hof niet aannemelijk geacht. Voorzover het cassatiemiddel daarop ook nog doelt, is het mitsdien eveneens tevergeefs voorgesteld.
Het middel niet aannemelijk achtend concludeer ik tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,