Conclusie
Korte beschrijving van de zaak.
De toepasselijke bepalingen naar eenzijdig Nederlands recht.
De toepasselijke bepalingen naar het recht van België en Nederland.
De toelichting van het Verdrag met België.
Conclusie.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de belastingheffing op de vervreemding van aandelen door een Nederlander die in België woont. De belanghebbende, geboren in 1946, woonde tot 29 mei 1979 in Nederland en was samen met zijn vader firmant in een vennootschap onder firma. In 1978 en 1979 hebben zij hun bedrijf ingebracht in een besloten vennootschap, waarna de belanghebbende op 29 mei 1979 naar België verhuisde. In 1980 verkocht hij een deel van zijn aandelen aan een vennootschap waarvan zijn vader de enige aandeelhouder was. De vraag die in deze zaak centraal staat, is of de winst uit deze vervreemding tot het belastbare inkomen van de belanghebbende in Nederland behoort.
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft in 1987 in het nadeel van de belanghebbende beslist. De belanghebbende heeft cassatie ingesteld, waarbij hij een middel van cassatie heeft voorgedragen. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een vertoogschrift ingediend. De zaak betreft de uitleg van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en de Overeenkomst tussen Nederland en België ter voorkoming van dubbele belasting. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het beroep, waarbij hij stelt dat de woorden in de verdragsbepaling duidelijk zijn en dat de belanghebbende niet aan de voorwaarden voldoet voor belastingheffing in Nederland.
De Procureur-Generaal wijst erop dat de wetgeving en de verdragsbepalingen zijn ontworpen om belastingvlucht te voorkomen. De zaak illustreert de complexiteit van belastingheffing bij grensoverschrijdende situaties en de noodzaak om de relevante bepalingen zorgvuldig te interpreteren. De conclusie is dat de Hoge Raad de beslissing van het Gerechtshof zal bevestigen, omdat de belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden voor belastingheffing in Nederland.