ECLI:NL:PHR:1987:AD0069
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak heeft het Hof de requirant in appel bij verstek veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De veroordeling betreft het verkopen van heroïne en/of cocaïne in maart en april 1984, wat resulteerde in een gevangenisstraf van twee jaar en onttrekking aan het verkeer van verschillende voorwerpen. De requirant heeft beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen van cassatie voorgesteld.
In het eerste middel klaagt de requirant dat het Hof niet heeft gekeken naar een eerdere dagvaarding die niet tot een terechtzitting heeft geleid. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de requirant geen belang heeft bij deze klacht, omdat zijn raadsman aanwezig was tijdens de zitting. Het tweede middel betreft de tijdsduur tussen het vonnis van de Rechtbank en de behandeling in appel. Het Hof was van mening dat de tijdsduur niet langer was dan twee jaar, waardoor het niet verplicht was om de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te motiveren.
Het derde middel stelt dat het Hof niet duidelijk heeft gemaakt waar de bewezenverklaring van het Hof afweek van die van de Rechtbank. Het Hof hoeft echter niet te motiveren waarom het vonnis van de lagere rechter wordt vernietigd. Het vierde middel betreft de bewijsvoering, waarbij wordt gesteld dat de feiten slechts door één getuige zijn bewezen. Dit middel faalt omdat het Hof voldoende bewijs heeft gevonden. Ten slotte wordt in het vijfde middel geklaagd over de onttrekking aan het verkeer van een notitieboekje, maar het Hof heeft geoordeeld dat dit in het kader van het heroïnebedrijf relevant was. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het beroep.