ECLI:NL:PHR:1987:AD0069

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
6 oktober 1987
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81.863
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Remmelink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Hof de requirant in appel bij verstek veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De veroordeling betreft het verkopen van heroïne en/of cocaïne in maart en april 1984, wat resulteerde in een gevangenisstraf van twee jaar en onttrekking aan het verkeer van verschillende voorwerpen. De requirant heeft beroep in cassatie ingesteld en vijf middelen van cassatie voorgesteld.

In het eerste middel klaagt de requirant dat het Hof niet heeft gekeken naar een eerdere dagvaarding die niet tot een terechtzitting heeft geleid. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de requirant geen belang heeft bij deze klacht, omdat zijn raadsman aanwezig was tijdens de zitting. Het tweede middel betreft de tijdsduur tussen het vonnis van de Rechtbank en de behandeling in appel. Het Hof was van mening dat de tijdsduur niet langer was dan twee jaar, waardoor het niet verplicht was om de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te motiveren.

Het derde middel stelt dat het Hof niet duidelijk heeft gemaakt waar de bewezenverklaring van het Hof afweek van die van de Rechtbank. Het Hof hoeft echter niet te motiveren waarom het vonnis van de lagere rechter wordt vernietigd. Het vierde middel betreft de bewijsvoering, waarbij wordt gesteld dat de feiten slechts door één getuige zijn bewezen. Dit middel faalt omdat het Hof voldoende bewijs heeft gevonden. Ten slotte wordt in het vijfde middel geklaagd over de onttrekking aan het verkeer van een notitieboekje, maar het Hof heeft geoordeeld dat dit in het kader van het heroïnebedrijf relevant was. De Procureur-Generaal concludeert tot verwerping van het beroep.

Conclusie

na.-
Nr. 81.863
Zitting 6 oktober 1987
Mr. Remmelink
Conclusie inzake:
[verdachte]
Edelhoogachtbaar college,
In deze zaak waarin het Hof requirant in appel bij verstek heeft veroordeeld terzake van “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 2 eerste lid onder B Opiumwet gegeven verbod”, meermalen gepleegd (requirant zou op tijdstippen in maart en april 1984 samen met een ander heroïne en/of cocaïne hebben verkocht), tot een gevangenisstraf voor de tijd van 2 jaar + onttrekking aan het verkeer van een plastic mes met sporen heroïne, 2 plastic zakjes met sporen heroïne, 5 notitieboekjes, 2 pesolawegers, 2 plastic zakjes en een notitieboekje (opschrift Heineken), tegen welk arrest hij zich van beroep in cassatie heeft voorzien, zijn namens hem vijf middelen van cassatie voorgesteld.
In middel I klaagt requirant erover, dat het Hof zich niet heeft beziggehouden met de omstandigheid, dat uit het procesdossier blijkt, dat requirant, wiens onderhavige zaak op 17 november 1986 heeft gediend, reeds tegen een eerdere datum, nl. tegen 22 september 1986 (in deze zaak) was gedagvaard zonder dat blijkt wat er met die dagvaarding is gebeurd. Het komt mij voor, dat het ervoor gehouden moet worden, dat deze in ieder geval niet heeft geleid tot een terechtzitting (hetgeen mij bij informatie bij het parket werd bevestigd), zodat requirant bij deze klacht geen belang heeft. Ik merk bovendien op, dat, schoon requirant op 17 november zelf niet verschenen was, wèl zijn rechtsgeleerde raadsman aanwezig was, en dat mag worden aangenomen, dat deze, wanneer de eerder uitgebrachte dagvaarding tot een terechtzitting zou hebben geleid het Hof daarop zou hebben geattendeerd.
In middel II wordt erover geklaagd, dat het Hof niet is ingegaan op de omstandigheid, dat er tussen het vonnis van de Rechtbank, 19 november 1984 en de behandeling van de zaak in appel (dus op
17 november 1986) een te lange tijd is verlopen. Het komt mij voor, dat, nu tussen de dag waarop requirant in appel is gegaan (…..) en de dag waarop requirant in appel is gedagvaard ….. minder tijd is verlopen dan twee jaar, het Hof nog niet genoodzaakt was om duidelijk te maken waarom het college het OM nochtans wel ontvankelijk achtte. Vgl. in dit verband het lid van Uw Raad De Waard in de bundel Naar eer en geweten, 1987, p. 669.
In middel III wordt gesteld, dat het Hof, oordelende, dat het college het vonnis van de Rechtbank vernietigde omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam duidelijk had moeten maken waar of op welk onderdeel de bewezenverklaring van het Hof afweek van die van de Rechtbank. Ook deze grief kan niet tot cassatie leiden: de appelrechter hoeft nl. volgens Uw Raad niet te motiveren, waarom hij het vonnis van de lagere rechter vernietigt. HR 2 juni 1930, W 12189; 28 mei 1971, NJ 1971, 371. Overigens zal hier met “bewezenverklaring” niet zozeer bedoeld zijn de bewezenverklaarde telastelegging, maar de bewijsvoering. En deze is niet geheel identiek aan die van de Rechtbank. Zo zag ik dat het op p. 6 van het arrest vermelde proces-verbaal van 5 april 1984 van J.J.M. Jeurissen in het Rechtbank-vonnis niet voorkomt.
In middel IV wordt gesteld, dat de feiten die requirant in maart 1984 zou hebben begaan slechts bewezen worden door één getuige verklaring. Dit middel faalt reeds, omdat het gestelde feitelijke grondslag ontbeert. Ik verwijs naar de bewijsmiddelen o.m. naar die vermeld op p. 6.
In middel V wordt gesteld, dat met name de onttrekking aan het verkeer van het notitieboekje met het opschrift Heineken niet op de wet berust, omdat niet gezegd kan worden, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met wet of algemeen belang. Ik meen, dat de geëerde steller van het middel miskent, dat het Hof kennelijk is uitgegaan van een gezamenlijkheid van voorwerpen die als daartoe geëigend voor het heroïnebedrijf gebezigd werd. Vgl. o.m. HR 17 januari 1984, NJ 1984, 461.
De middelen niet aannemelijk achtend concludeer ik tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,