Beslissingen als die van de president van de Amsterdamse rechtbank in de onderhavige zaak, zijn in de lagere rechtspraak veelvuldig gegeven.
Aan de Hoge Raad is, voor zover ik kon nagaan, de vraag van de toelaatbaarheid van een collectieve actie ter behartiging van een algemeen belang, zoals hier (althans mede) aan de orde is, nog niet voorgelegd. Aangezien hier slechts de ontvankelijkheidsvraag aan de orde is beperk ik mij tot het processuele belang van de milieuverenigingen. Of sprake is van een onrechtmatige daad en of de eventueel geschonden norm wel strekt tot bescherming van het door de milieuverenigingen behartigde belang zijn vragen die eerst onderzocht kunnen worden wanneer eiseressen in hun vorderingen ontvankelijk geacht zijn.
Volgens Verburgh is een groep met rechtspersoonlijkheid die voor zichzelf een actie instelt ter behartiging van algemene belangen c.q. het algemeen belang niet-ontvankelijk, maar hij zou dat volgens deze auteur wel moeten zijn. Ook andere auteurs hebben bepleit dat organisaties die een algemeen belang behartigen, ook buiten in de wet geregelde gevallen, voor het belang bij de gewone rechter op moeten kunnen komen wanneer het gaat om het verkrijgen van een rechterlijk verbod of bevel, dan wel een verklaring voor recht.
Op zichzelf zou denkbaar zijn geweest dat de milieuverenigingen niet op eigen titel, doch als vertegenwoordigsters van rechtstreeks gelaedeerden zouden zijn opgetreden. Als gelaedeerden zouden dan bijvoorbeeld omwonenden kunnen worden aangemerkt, waarvan sommigen wellicht lid zouden zijn (of zouden willen worden) van een van de verenigingen en die wellicht ook wel procesvolmachten zouden hebben willen geven. Ik zie echter niet in welk nut dergelijke formele uiterlijkheden zou kunnen hebben, vooral bij verbodsacties als hier zijn ingesteld. (Indien een rechtstreeks gelaedeerde concrete schade zou stellen en daarvoor schadevergoeding zou claimen, lag het anders.)
Juist omdat het milieubelang (hier: het belang verontreiniging van een oppervlaktewater tegen te gaan) een typisch belang van de collectiviteit is, zijn collectieve acties om te verhinderen dat het milieu op onwettige wijze (de stelling van de milieuverenigingen) bedreigd wordt, zinvol.
Steun voor die opvatting meen ik ook te kunnen vinden in het arrest van de Hoge Raad in de zaak-ZOROT, en wel m.n. in de door mij gecursiveerde woorden uit de volgende passage:
‘’De
aardvan zulk een vordering en
van de daarbij betrokken individuele belangenverzet er zich tegen om aan te nemen dat die belangen zouden kunnen worden 'gebundeld' op de door de Stichting voorgestane wijze, die er op neerkomt dat de Stichting,
enkelop grond van haar statutaire doelstelling en haar 'feitelijke werkzaamheden' op het door de statuten bestreken terrein, op eigen naam — met handhaving van de anonimiteit van de bewoners — een vordering als de onderhavige zou kunnen instellen.’’