Conclusie
immuniteit(van jurisdictie). Het Tribunaal, voor de kantonrechter te 's-Gravenhage gedagvaard, is aldaar in rechte verschenen en heeft bij akte doen zeggen uitsluitend te verschijnen ten einde een beroep te doen op zijn immuniteit. Nadat vervolgens [eiser] dat beroep op immuniteit had bestreden, heeft de kantonrechter bij vonnis d.d. 8 juni 1983 (Praktijkgids 1983, p. 631, m.nt. Barnhoorn) het beroep op immuniteit verworpen en zich bevoegd verklaard van de vorderingen van [eiser] tegen het Tribunaal kennis te nemen. Daartoe heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
Art. 13 A Wet ABluidt:
immuniteit van jurisdictie(of: van rechtsmacht) is aan deze wetsbepaling verbonden. Die immuniteit komt toe aan (o.a. ) vreemde Staten en aan publiekrechtelijke, rechtspersoonlijkheid bezittende internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Europese Gemeenschappen, de Europese Organisatie voor Ruimteonderzoek, de Europese Octrooi-organisatie, en vele andere (vgl. het kaartsysteem van het Asser-Instituut, code D.2.3). De immuniteit houdt in dat een Staat, enz., niet tegen zijn wil kan worden onderworpen aan de rechtsmacht van een andere Staat. De hier bedoelde immuniteit berust op het volkenrecht en is een uitzondering als bedoeld in art. 13 A Wet AB, zij het dat het leerstuk van de staatsimmuniteit al lang voordat in 1917 (Stb. 1917, 303) art. 13 A werd ingevoegd, bekend was als instituut van ongeschreven volkenrecht. Zie: W 10038 met de MvT op de wet van 1917 en het als bijlage bij de MvT opgenomen advies van de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht; Voskuil in WPNR 1972 (nr. 5165) (in: ‘’Overzicht der Ned. Rechtspr. inz. ipr 1968–1969’’, p. 189–190), in NTIR 1972, p. 61 e.v. en in zijn preadvies voor de Ned. Ver. voor Internationaal Recht, Mededelingen nr. 68 mei 1973; Verheul, ‘’Aspekten van Ned. internationaal beslagrecht’’, (diss. 1968), p. 25–26; Schermers, ‘’Internationaal publiekrecht voor de rechtspraktijk’’ (1985), p. 179 e.v., 186 e.v.
absoluteleer verbindt immuniteit aan de enkele hoedanigheid van (vreemde) Staat, ongeacht de aard van het aan de rechter voorgelegde geschil of rechtsbetrekking: onbeperkte immuniteit, voor alle aangelegenheden. De
relatieveleer beperkt de immuniteit door uitzonderingen daarop toe te laten. In dat verband wordt vaak gewerkt met het begrippenpaar ‘’acta jure imperii’’ en ‘’acta jure gestionis’’. Slechts overheidshandelingen zijn jure imperii en slechts daarvoor geldt de immuniteit; de niet-overheidshandelingen vallen, als jure gestionis, buiten de immuniteit.
algemeneproblematiek verder laten rusten en volstaan met een verwijzing naar het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad.
aard van de rechtshandelingook de
aard van de staatswerkzaamheideen rol kan spelen.
buitende functionele immuniteit liggend geval genoemd een tuinman: diens werk zou met de taak van het Tribunaal als zodanig niets uitstaande hebben gehad (pleitnota Mr. Hardenberg in hoger beroep, d.d. 18 juni 1984, p. 11).
dierechtsbetrekking is aangegaan in verband met iets wat daarmee niet samenvalt, en wel: een activiteit, enz. (1). In voorwaarde (1) lees ik de eis dat de ‘’activiteit’’
nietmag zijn de uitoefening van de publiekrechtelijke taak. Het sluiten van een ‘’gewone’’, civielrechtelijke arbeidsovereenkomst is wel een rechtsbetrekking als bedoeld sub (2), maar behoeft niet ‘’in verband’’ te staan ‘’met’’ een activiteit als bedoeld sub (1). Anders gezegd: zo'n arbeidsovereenkomst
kanzijn gesloten ‘’in verband met’’ uitoefening van de publiekrechtelijke taak en valt dan onder de immuniteit. Het ‘’verband’’ tussen arbeidsovereenkomst en ‘’activiteit’’ is in dat geval hierin gelegen, dat de wederpartij bij de arbeidsovereenkomst werkzaamheden dient te verrichten die strekken of bijdragen tot uitoefening van de publiekrechtelijke taak. Anders gezegd: als de vreemde Staat, enz., arbeidscontractanten in zijn dienst heeft, dan vallen geschillen over de desbetreffende arbeidsovereenkomsten alleen dan niet onder de immuniteit van jurisdictie indien de betrokken werknemers niet de publiekrechtelijke taak van die Staat uitoefenen.
in verband meteen behoorlijke vervulling van zijn publiekrechtelijke taak (‘’activiteit’’) en dus niet in verband met een ‘’activiteit’’ als bedoeld in voorwaarde (1). Reeds op grond hiervan is het beroep van het Tribunaal op zijn immuniteit terecht gedaan en de beslissing van de rechtbank juist.
vertrouwelijkestukken. Ik moge opmerken dat bedoelde vertrouwelijkheid ook zonder immuniteit kan worden beschermd, bijv. door het aanvaarden van een verschoningsrecht als getuige (art. 1946 lid 2 sub 3 BW, art. 218 Sv.) en van beperkingen op de stelplicht van partijen. Anderzijds kan er immuniteit zijn in gevallen waarin van vertrouwelijkheid geen sprake is.
organisatie zelf, die dan dus rechter in eigen zaak is.
Onderdeel 1van het middel miskent dat de ‘’activiteit’’ van voorwaarde (1) (zie het vorenstaande, onder nr. 4: analyse van HR 26 oktober 1973) niet samenvalt met het aangaan van de sub (2) bedoelde rechtsbetrekking, maar daarmee ‘’in verband’’ staat als aangegeven in nr. 4 van deze conclusie.