ECLI:NL:PHR:1985:AB7744
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Toezending van schriftelijke vragen aan verdachte en de betekenis van verhoor in het strafrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank de requirant in appel bij verstek veroordeeld voor het overtreden van een gedragsregel vastgesteld bij artikel 8, jo bord 1 Bijlage II RVV. De requirant zou 105 km/h hebben gereden, terwijl het bij het bord aangegeven maximum 70 km/h bedroeg. Tegen dit vonnis heeft de requirant beroep in cassatie ingesteld, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld. Dit middel betreft de stelling dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, omdat de requirant is verhoord zonder dat een 'cautie' is gegeven. De politie heeft de requirant als kentekenhouder van de betrokken auto een antwoordkaart toegestuurd, waarop hij kon invullen wie de overtreding had gepleegd. Op deze kaart stond echter niet vermeld dat de requirant niet verplicht was om te antwoorden, wat volgens artikel 29 lid 2 Sv. wel had moeten gebeuren.
De conclusie van de advocaat-generaal, Mr. Remmelink, is dat de informatie die de politie vraagt niet gericht is tegen iemand die verdacht wordt het feit te hebben gepleegd. Het doel van het onderzoek is om te achterhalen wie verdacht kan worden. De advocaat-generaal verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de requirant op dat moment nog geen verdachte is. Daarnaast wordt opgemerkt dat artikel 29 lid 2 Sv. betrekking heeft op een mondeling (auditief) verhoor, en dat er in dit geval geen directe confrontatie tussen ondervrager en ondervraagde is. De advocaat-generaal concludeert dat het middel niet aannemelijk is en adviseert tot verwerping van het beroep.