ECLI:NL:PHR:1984:AC8546
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2, eerste lid, onder D Opiumwet gegeven verbod
In deze zaak heeft het Hof een verdachte bij verstek veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor de vervaardiging van methamfetamine. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden, met verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen middelen. De verdachte heeft cassatie aangetekend tegen dit arrest en heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
In het eerste middel wordt geklaagd over het gebruik van de verklaring van de getuige-deskundige Van der Ark, die niet ter terechtzitting van het Hof is voorgelezen. De verdediging stelt dat dit niet toegestaan is, omdat niet is aangetoond dat de getuige niet kon verschijnen. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de getuige-deskundige, die niet door de verdachte is betwist, op basis van artikel 422 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering voor bewijs gebruikt mocht worden.
Het tweede middel betreft de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen zakjes methamfetamine. De verdediging stelt dat het Hof niet expliciet heeft overwogen dat het ongecontroleerde bezit van deze middelen in strijd was met het algemeen belang. Het Hof heeft echter impliciet aangegeven dat de onttrekking aan het verkeer van de zakjes methamfetamine gerechtvaardigd was, gezien de aard van de stof en de omstandigheden van de zaak. De Procureur-Generaal concludeert dat beide middelen niet aannemelijk zijn en dat het beroep verworpen dient te worden.