Conclusie
Nr. 1483
gebezigdlijkt mij niet doorslaggevend, waartoe zij verwezen naar voormeld arrest van Uw Raad waar sprake was van gebruik als werkplaats.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Rechtbank het beklag van de requirant tegen de inbeslagneming van een aantal honden ongegrond verklaard. De requirant heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld. In de conclusie wordt betoogd dat de Rechtbank ten onrechte het verweer heeft verworpen dat de schuur waarin de honden zich bevonden deel uitmaakte van de woning van de requirant. De verbalisanten zouden zonder de vereiste last als bedoeld in artikel 120 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de woning hebben betreden. De ruimte waarin de honden zich bevonden, zou binnenshuis gemeenschap hebben met de eigenlijke woning, en daarom zou deze ruimte tot de woning gerekend moeten worden. De conclusie is dat de betrokken ruimten niet als woning in engere zin moeten worden beschouwd, omdat ze door deuren met elkaar verbonden zijn en de enige toegang tot het eigenlijke woonhuis zich in de kleine schuur bevindt.
Daarnaast wordt aangevoerd dat de inbeslagneming nietig zou zijn, omdat de bewaring van de honden in strijd met de wet is geschied. De wet wijst de Provinciale Voedsel Commissaris aan als bewaarder, terwijl de honden zonder opdracht van deze Commissaris in een dierenasiel zijn geplaatst. De Rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze fout niet zo ernstig is dat de inbeslagneming als nietig moet worden beschouwd. De conclusie van de Procureur-generaal is dat de Hoge Raad de beschikking van de Rechtbank zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Hof van het ressort voor herbehandeling van het beklag.