ECLI:NL:PHR:1983:AB9590
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Remmelink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsverkrijging en strafmotivering in drugshandel en vuurwapenbezit
In deze zaak heeft het Hof de requirant in appel veroordeeld voor (1) medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 eerste lid onder C van de Opiumwet gegeven verbod en (2) overtreding van het voorschrift vastgesteld bij artikel 3 van de Vuurwapenwet 1919, meermalen gepleegd. De requirant heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. In het eerste middel wordt aangevoerd dat het Hof het verweer dat het bewijs onrechtmatig verkregen is, op onvoldoende grond heeft verworpen. De verbalisanten zouden geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit hebben gehad op het moment van aanhouding. Het Hof heeft overwogen dat uit het onderzoek ter terechtzitting aannemelijk is geworden dat de verbalisanten, gelet op hun politie-ervaring en de omstandigheden, een redelijk vermoeden van schuld hebben kunnen afleiden. De requirant stelt dat de melding van negers en buitenlanders die hard wegliepen, impliceert dat de politie discriminerend te werk is gegaan. Het Hof heeft echter relevante omstandigheden genoemd die deze aanname weerleggen.
In het tweede middel wordt geklaagd dat het Hof de straf niet behoorlijk heeft gemotiveerd. Het Hof heeft een gevangenisstraf van twee jaar opgelegd, wat volgens de requirant onvoldoende is gemotiveerd. De ernst van de feiten, namelijk drugshandel en vuurwapenbezit, die een reëel gevaar voor de samenleving inhouden, rechtvaardigt echter de opgelegde straf. De Procureur-Generaal heeft dezelfde straf gevorderd. De middelen zijn niet aannemelijk geacht, en de conclusie is tot verwerping van het beroep.