Conclusie
primairdat hij op 19 juni 1980 zijn auto had bestuurd terwijl het alcoholpromillage in zijn bloed te hoog (1,39 0/00) was,
subsidiairdat hij toen die auto had bestuurd terwijl hij als gevolg van alcoholgebruik tot behoorlijk besturen daarvan niet in staat moest worden geacht.
ten behoeve van het tegenonderzoekis evident (artikelen 5 en 14 van de Bloedproefbeschikking).
nietaanvaard het standpunt van het hof dat uit het bepaalde in artikel 14 lid 2 (van de beschikking) zou volgen, dat een hoeveelheid van 2 milliliter reeds voldoende is.
minderdan 2 milliliter bloed is afgenomen, aan de eisen van meer genoemde beschikking niet is voldaan. Het is m.i. allereerst de vraag of de bloedafnemende arts geen gelijk had, toen hij de zeer geringe afname gelijkstelde met: géén bloedafname. Er moet nu eenmaal ongeveer 8 milliliter worden afgenomen en geen redelijk mens kan volhouden dat een hoeveelheid van beduidend minder dan 2 milliliter ongeveer 8 milliliter is.
bij een onderzoek als bedoeld in artikel 26 lid 2 WVWis vastgesteld op 1,39. Daar doet uiteraard niet aan af dat er, zoals de scheikundige van het Laboratorium stelt (schrijven van 30 juni 1980) ‘’wel voldoende bloed aanwezig was om een uit
analytisch-chemisch oogpuntbetrouwbare bepaling van het bloed alcoholgehalte te verrichten’’. Als volstrekt ondeskundige op dit terrein, neem ik dat voetstoots aan. Maar als 2 milliliter
volgens het rechtonvoldoende is voor de contra-expertise, kan dan een hoeveelheid die (in totaal) beduidend minder is dan 2 milliliter
rechtensgenoeg zijn voor een expertise (plus een contra-expertise)?
vrijwilligmeewerken aan het ondergaan van een bloedproef, niet anders dan wie dat deed vóór de verplichting tot het ondergaan van de bloedproef wettelijk werd vastgelegd. In de, op hoog niveau gevoerde, verdediging wordt daartegen m.i. terecht aangevoerd, dat wie nu op het door een opsporingsambtenaar gedane verzoek instemmend reageert, daarmee voldoet aan een verzoek, dat de
wettelijkeinleiding vormt tot een plicht, die vervolgens door een bevel kan worden afgedwongen.
verzoekhebt toegestemd, geen bevel hebt afgewacht hebt U ook geen recht op een tegenproef; fatsoenlijke mensen moeten de nadelen van hun fatsoenlijkheid maar accepteren.