Hof Arnhem 10 oktober 1974, BNB 1975/183, overwoog, dat de geldigheid van een aanslag niet wordt aangetast, "indien de tenaamstelling een zodanige geringe onvolkomenheid bevat, dat redelijkerwijs geen misverstand kan rijzen over de vraag voor wie de aanslag bestemd is". Het betrof de onjuiste vermelding van de eerste van vier voorletters.
H.R. 6 juni 1973, BNB 1973/161 met noot Scheltens, Vakstudie-Nieuws (V .- N. ) 7 juli 1973, punt 3, Onderneming 21 september 1973 (jaargang 2), blz. 7, FED, Alg. W.Rijksbel. : Art. 16: 34 met noot J. van Slooten, Ars Aequi, december 1973, jaargang 22, blz. 560 met noot H.J. Hofstra, Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie (W.P.N.R. ) 5258 d.d. 13 april 1974, jaargang 105, blz. 236 met noot J.H. Linders, overwoog, "dat voor het geval enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, blijkens artikel 16, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de hoofdregel is, dat de te weinig geheven belasting kan worden nagevorderd; dat hierop blijkens de laatste volzin van artikel 16, lid 1, slechts deze uitzondering bestaat, dat een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond tot navordering kan opleveren; dat deze uitzondering bedoeld is voor - en mitsdien, gelet op de hoofdregel, geacht moet worden te zijn beperkt tot - die gevallen, waarin een aanslag bij de belastingplichtige de indruk kan wekken te berusten, wat de inkomstenbelasting betreft, op een - zij het mogelijk onjuiste - vaststelling van het belastbare inkomen door de inspecteur; dat onder deze uitzondering echter niet kan worden begrepen een geval als het onderhavige, waarin bij het vaststellen van de aanslag het belastbare inkomen zonder enige denkbare reden werd gesteld op ongeveer een tiende deel van het aangegeven belastbare inkomen en waarin duidelijk was - en door belanghebbende ook onmiddellijk is begrepen - dat zulks berustte op een schrijf- of tikfout of daarmee gelijk te stellen vergissing" (verg. nog Scheltens, Geschriften van de Vereniging voor Administratief Recht (V.A.R. ), LXX, 1973, blzz. 120 e. v. ; L.H.M. Damen in "De mens in het recht" (Prins-bundel), 1975, blz. 91).
Soortgelijke beslissingen werden genomen door Hof 's-Hertogenbosch 29 november 1974, BNB 1975/221 (na mededeling van correctie van het aangegeven belastbare inkomen volgde de beschikking geen aanslag op te leggen wegens een belastbaar inkomen dat f 10.000 lager was dan het gecorrigeerde belastbare inkomen volgens de mededeling); Arnhem 18 augustus 1975, BNB 1976/53, "waarin de uitspraak van de inspecteur uitsluitend kon betreffen de formele uitwerking van het door de partijen gesloten compromis, krachtens hetwelk het vastgestelde belastbare inkomen ... met f 1070 diende te worden verminderd, terwijl dat belastbare inkomen zonder enige denkbare reden werd verminderd met f 9070 en waarin duidelijk was - en door de gemachtigde van belanghebbende ook aanstonds is begrepen - dat zulks berustte op een schrijf- of tikfout of daarmede gelijk te stellen vergissing"; 25 februari 1976, BNB 1976/222, "waarin bij het vaststellen van de aanslag de vermindering wegens dubbele belasting ..... zonder enige denkbare reden werd gesteld op een zodanig hoog bedrag, dat het duidelijk was, dat zulks berustte op een schrijf- of tikfout of een daarmede gelijk te stellen vergissing (en) dit laatste bedrag belanghebbende - die zijn aangifte had laten verzorgen door (een) accountantskantoor ..... - op zijn minst genomen geheel onverklaarbaar moet zijn voorgekomen"; 24 augustus 1977, EK III nr.950/1976, V.- N. 9 december 1978, punt 6; 2 maart 1978, EK II, 1000/1976, V. - N. 9 december 1978, punt 5; 's-Gravenhage 12 januari 1977, nr. 144/76 MI, FED, Alg. W. Rijksbel. : Art. 16:71 met noot L. Roelofs (de ambtshalve opgelegde aanslag kon niet de indruk wekken enig verband te houden met de wel ingediende, maar niet te bestemder plaatse terecht gekomen aangifte); Leeuwarden 3 februari 1978, EK III nr. 218/ 77, V .- N. 17 maart 1979, punt 2 (een bezwaarschrift over de arbeidsongeschiktheidsaftrek leidde mede tot een vermindering van het belastbare inkomen, waarvoor geen reden bestond, welke fout de gemachtigde terstond duidelijk was); Amsterdam 5 april 1978, BNB 1979/ 174 (in de aanslag, opgelegd aan de man, was ten onrechte niet begrepen de belasting, verschuldigd door zijn vrouw, welke vergissing hem, althans zijn gemachtigde terstond duidelijk was).
Soortgelijke beslissingen, maar met een tegengestelde uitkomst, werden genomen door Hof 's-Gravenhage 7 mei 1974, BNB 1974/294, FED, Alg. W. Rijksbel. : Art. 16:45 met noot K. Sneep, V .- N. 18 januari 1975, punt 2, Maandblad belastingbeschouwingen, mei/juni 1975, jaargang 44, blz. 120 met noot W. Garssen (de vaststelling van het belastbare inkomen was f 40.000 te laag, maar de belanghebbende en zijn gemachtigde hadden dat niet opgemerkt en de belanghebbende behoefde het ook niet op te merken; voor wat de zorg van de gemachtigde betreft, overwoog het Hof, "dat .... niet .... in de verhouding tussen de fiscus en een belastingplichtige die een onjuiste aanslag ontvangt, de kennis ..... van de gemachtigde, die de aangifte opstelde, aan deze belastingplichtige moet worden toegerekend bij de beantwoording van de vraag, of het hem al dan niet duidelijk moet zijn geweest, dat bij het vervaardigen van het aanslagbiljet een fout werd gemaakt"); 19 februari 1976, BNB 1976/254 (aanslag over 1972 bij vergissing verminderd naar aanleiding van bezwaarschrift dat op 1973 betrekking bleek te hebben; de belanghebbende behoefde zulks niet te bemerken, nu ook de aanslag over 1972 aanvankelijk te hoog was); 3 februari 1977, nr. 143/76 MI, FED, Alg. W.Rijksbel. : Art. 16:72 met noot Roeloffs (na mededeling van correctie van het aangegeven belastbare inkomen volgde een aanslag naar een belastbaar inkomen dat f 10.011 te laag was; "een fiscaal niet onderlegde belastingplichtige als de belangh." behoefde zulks niet te doorzien); Amsterdam 16 mei 1975, BNB 1976/114, V .- N. 19 juni 1976, punt 3, W.P.N.R. 5377 d.d. 12 februari 1977, jaargang 108, blz. 90 met noot Linders (aanslag, gevolgd door mondeling onderhoud en vermindering ambtshalve; telfout, leidend tot een belastbaar inkomen dat f 10.000 te laag was, behoefde de aangeslagene niet als zodanig duidelijk te zijn); Arnhem 9 september 1977, BNB 1978/286 ( toepassing van een verkeerde tariefgroep).
Verg. nog Hof 's-Hertogenbosch 23 april 1976, BNB 1977/215, V .- N. 5 november 1977, punt 2.
Deze jurisprudentie en haar betrekkelijke frequentie toont, dat de belastingrechter geconfronteerd is met een nieuw verschijnsel waarmede in de wetgeving en in de oudere jurisprudentie nog geen rekening was gehouden: het, onder meer door een sterke ontwikkeling van de taakverdeling en de automatisering binnen de belastingadministratie, veelvuldig voorkomen van fouten in de ambtshandelingen van de inspecteur die niet terug te voeren zijn op een bewust door hem zelf genomen beslissing.