ECLI:NL:PHR:1975:AJ4297

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
6 mei 1975
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67.757
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. Remmelink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding parkeerverbod en de interpretatie van laden en lossen van goederen

In deze zaak gaat het om de vraag of het brengen van kentekenbewijzen kan worden aangemerkt als 'laden en lossen van goederen' in de zin van artikel 86 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV). De requirant was eerder door de Rechtbank te Amsterdam veroordeeld voor overtreding van een parkeerverbod, waarbij hij aanvoerde dat hij niet had geparkeerd, maar bezig was met het ophalen en afgeven van kentekenbewijzen. De Hoge Raad had in een eerder arrest de zaak gecasseerd vanwege onwettige bewijsvoering, waarna het Hof Amsterdam het vonnis van de Kantonrechter bevestigde zonder in bewijsvoering onder de streep te vervallen. Het Hof verwierp het verweer van de requirant, die volhield dat het ophalen van kentekenbewijzen onder de uitzondering van laden en lossen valt. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het beroep van de requirant ondeugdelijk was en dat de interpretatie van de wet restrictief moet zijn. De Hoge Raad oordeelde dat het begrip 'laden en lossen' niet zo ruim moet worden geïnterpreteerd dat het ook het ophalen van kentekenbewijzen omvat, aangezien dit niet valt onder de goederen die bedoeld zijn in de verkeersregelgeving. De zaak benadrukt de noodzaak van een strikte interpretatie van verkeersregels om misbruik te voorkomen.

Conclusie

Nr. 67757
Zitting van 6 mei 1975
Mr. Remmelink.
Conclusie inzake:
[requirant] .
Edelhoogachtbare Heren.
Deze zaak is het vervolg van die waarop betrekking heeft het arrest van Uw Raad van 28 mei 1974, N.J. 1974, no 331 met noot van Van Veen. Destijds was requirant door de Rechtbank te Amsterdam die daarbij een veroordelend vonnis van de Kantonrechter vernietigde in appel veroordeeld terzake van overtreding van een parkeerverbod, hoewel hij zich erop had beroepen, dat hij niet had geparkeerd in de zin der wet (art. 86 R.V.V.), omdat hij enkele kentekenbewijzen had moeten ophalen of afgeven, mitsdien aldaar had gestaan om goederen te laden of te lossen, wordende deze situatie door de wet van “parkeren” uitgezonderd. Ik heb onder verwijzing naar Nederlandse en Duitse jurisprudentie en literatuur en met een beroep op algemeen spraakgebruik en ratio legis gesteld, dat m.i. het wegbrengen of ophalen van kentekenbewijzen niet onder bedoeld laden of lossen valt, omdat dat slechts geacht kan worden betrekking te hebben op goederen van “enige” omvang of gewicht, m.a.w. goederen waarvoor het parkeren inderdaad geïndiceerd zou kunnen zijn. In deze geest ook Van Veen in diens noot. Uw Raad is aan een beslissing omtrent dit punt echter niet toegekomen doordien het arrest gecasseerd werd vanwege “onwettige” bewijsvoering “onder de streep”. De zaak werd verwezen naar het Amsterdamse Hof, dat het vonnis des Kantonrechters bevestigde en, zonder in bewijsvoering onder de streep te vervallen, op de hierboven reeds vermelde gronden (algemeen spraakgebruik en ratio legis) het namens requirant gevoerde reeds genoemde verweer verwierp.
Requirant, die zich tegen dit arrest van beroep in cassatie heeft voorzien, persisteert echter in zijn enige cassatiemiddel bij zijn opvatting, zich daarbij nog beroepende op het begrip goed in het burgerlijk recht. Nogmaals, het komt mij onder verwijzing naar het reeds eerder betoogde voor, dat dit binnen het kader van deze verkeersregeling niet zo is en herinner er aan, dat begrippen uit het burgerlijk recht in andere rechtsdelen, met name ook in het strafrecht, niet klakkeloos behoeven te worden overgenomen. Wij zien dat in de jurisprudentie van Uw Raad inzake diefstal en verduistering. Ik noem hier alleen het befaamde electriciteitsarrest: H.R. 23 MEI 1921, N.J. 1921, p. 564, W 10728. Vgl. hierover verder RM-Th 1959, p. 243; Van Oosten, T.v.S. LIX, p. 207, alsmede Van Bemmelen, Ons Strafrecht, vijfde druk, p. 61 en Van Bemmelen(-Van Hattum II), p. 286. Requirant vraagt ook nog: wáár deze beperking dan wel stáát in de wet, waarop ik moet antwoorden, dat dit is een zaak van (restrictieve, rationele en teleologische) interpretatie van de R.V.V.-tekst. Het alternatief, dat requirant biedt, waarin slechts het “willekeurig” parkeren strafbaar zou zijn, bijv. het parkeren door iemand, die een wandelingetje is gaan maken, zou in de praktijk opheffing van het parkeerverbod betekenen, omdat dan ieder bijv. tegenover de politie zou kunnen beweren, dat hij bezig was een pakje sigaretten te kopen, dus sigaretten aan het laden was enz. In dit verband wijs ik ook nog op een arrest van het Zwitserse Bundesgericht, vermeld door Schultz, Die Strafrechtliche Rechsprechung zum neuen Strassenverkehrsrecht, Bern 1968, p. 177: “Güterumschlag” is: “das Verladen oder Ausladen von Sachen…, die nach Grössen oder Gewicht die Beförderung durch ein Fahrzeug nötig machen. Ein Päcklein Zigaretten ist kein solches Gut. Zie voorts in deze geest Schultz, Die strafrechtliche Rechtsprechung zum Strassenverkehrsrecht 1968-1972, Bern, 1974, p. 219.
Tenslotte merk ik nog op, dat mijn opmerking over het door de Duitse doctrine en/of rechtspraak vrijstellen van telegrambezorgende PTT-ers anders dan requirant blijkbaar meent, nog niet inhoudt, dat ik van mening ben, dat dit ook in Nederland zo zou moeten gelden. Bovendien is dit a.h.w. een extra-uitbreiding naast het voor gewonen automobilisten geldende en mag men hieruit niet afleiden, dat deze, qua “grootte en zwaarte” soortgelijke papieren bezorgend, vrijuit zouden moeten gaan.
Het beroep ondeugdelijk achtend concludeer ik tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,