ECLI:NL:PHR:1972:AB4264
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. van Oosten
- Rechtspraak.nl
De gevolgen van niet weersproken feitelijke stellingen in civiele procedures
In deze zaak, die op 28 april 1972 werd behandeld, ging het om een geschil tussen eiseres N.V. en verweerster, weduwe van A, over een overeenkomst van aanneming van werk. De verweerster stelde dat er een overeenkomst was gesloten voor herstelwerkzaamheden aan een botenhelling, waarvoor eiseres zich had verbonden om deze werkzaamheden uit te voeren voor een aanneemsom van f. 950. Eiseres voerde echter aan dat zij in opdracht van verweerster twee afzonderlijke werken had uitgevoerd en dat verweerster ten onrechte dacht alles al betaald te hebben. In de conclusie van dupliek handhaafde verweerster haar verweer en stelde dat er nooit over twee afzonderlijke werken was gesproken. De rechtbank oordeelde dat eiseres een specifieke stelling in haar dupliek niet had weersproken, waardoor deze stelling als vaststaand werd aangenomen. Dit leidde tot de vraag of de rechtbank recht had mogen doen op een akte die eiseres had kunnen nemen, maar niet had gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had mogen afgaan op deze akte, omdat dit het proces zou vertragen en in strijd zou zijn met de Verhandlungsmaxime. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar de rechtbank, waarbij hij oordeelde dat de kosten van het geding moesten worden vastgesteld.