ECLI:NL:PHR:1966:AC4621
Parket bij de Hoge Raad
- Mr. Minkenhof
- Rechtspraak.nl
Dwaling en onjuiste mededeling bij de verkoop van een mobiele kraan
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een koopman in kranen en draglines, [eiser], en een partij, [verweerster], die een 20 tons mobiele kraan heeft gekocht. [Verweerster] heeft de kraan bezichtigd en aan de schoonzoon van [eiser] medegedeeld dat zij een zelfrijdende kraan nodig had voor het lossen van schepen. [Eiser] heeft daarop aangegeven dat er zeker een kentekenbewijs voor de kraan zou worden verstrekt, omdat er al kentekenbewijzen waren afgegeven voor vergelijkbare kranen. Na de aankoop heeft [verweerster] echter een kentekenbewijs aangevraagd, dat werd geweigerd omdat de kraan te zwaar was. Hierop heeft [verweerster] de overeenkomst laten nietig verklaren wegens dwaling. [Eiser] heeft cassatie ingesteld met twee middelen. Het eerste middel betoogt dat de dwaling van [verweerster] betrekking had op een toekomstige gebeurtenis, wat geen grond voor vernietiging zou zijn. De conclusie is echter dat het hier gaat om een dwaling over een eigenschap van de zaak, namelijk de mogelijkheid om een kentekenbewijs te verkrijgen, wat niet toekomstig was maar in het heden lag. Het tweede middel betreft de vraag of [verweerster] zich op dwaling mocht beroepen zonder eigen onderzoek naar de verkrijgbaarheid van het kentekenbewijs. Het Hof heeft geoordeeld dat [verweerster] geen reden had om aan de mededeling van [eiser] te twijfelen, waardoor zij niet verplicht was om verder onderzoek te doen. Beide middelen zijn door de Hoge Raad verworpen, en het beroep is afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten van de cassatie.