Conclusie
[verweerder 1] .
[verweerder 2] .
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de eiser, die gebruik wil maken van de [a-straat] te [plaats] voor zijn vaartuigen, recht heeft op het aanleggen van zijn boten aan de wal. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet heeft geoordeeld dat de eiser een recht is ontzegd, maar dat het Hof in zijn uitspraak niet ingaat op de vraag of de eiser het recht heeft om de gracht te gebruiken. De eiser stelt dat het Hof het recht heeft geschonden door niet de juiste vormen in acht te nemen, maar de Hoge Raad concludeert dat de argumenten van de eiser geen feitelijke grondslag hebben in het arrest van het Hof. Het Hof heeft de inhoud van de bewijsmiddelen correct beoordeeld en de stelling dat alleen de gemeente beperkingen kan opleggen aan het gebruik van de gracht, wordt verworpen. De Hoge Raad concludeert dat het gebruik van de gracht door de eiser niet als gewoon gebruik kan worden aangemerkt, omdat het gebruik zich beperkt tot het gewone verkeer door de waterweg. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eiser in de kosten van de verweerders.