Overwegende dat het onderdeel verder uiting geeft aan de mening, dat het aanbrengen van de dakkapel het appartement niet langer zou doen beantwoorden aan de door de wet voorgeschreven nauwkeurige omschrijving bij de akte van splitsing;
Overwegende dat er geen grond is om aan het vereiste van die omschrijving een verder gaande betekenis te hechten dan dat twijfel wordt uitgesloten omtrent de grenzen van de tot afzonderlijk gebruik bestemde gedeelten onderling en van deze gedeelten met het overige, en dat dus het aanbrengen van de dakkapel, die beschouwd als constructie uit zijn aard gaat behoren tot het dak en beschouwd als door die constructie verkregen ruimte tot de reeds aanwezige zolder, die omschrijving niet doet ophouden juist te zijn;
Overwegende dat onderdeel c van het middel stelt, dat de beslissingen, waartegen men op de wijze van artikel 638 l kan opkomen alleen zouden zijn die, welke beheer en toezicht en niet die welke verandering en beschikking betreffen, en dus moet falen nu, gelijk reeds betoogd, hier niet meer dan beheer aan de orde is;
Overwegende dat onderdeel d betoogt, dat de Rechtbank zou hebben miskend, dat artikel 638 j niet op een verandering als de onderhavige van toepassing is;
Overwegende dat dit onderdeel feitelijke grondslag mist, nu ook de Rechtbank (op grond van artikel 1 Reglement) heeft geoordeeld, dat in casu toestemming van en niet enkel kennisgeving aan de vergadering van eigenaren was vereist en dus ken lijk niet artikel 638 j heeft toegepast, welk artikel het slechts aan haalt ten betoge, dat niet elke verandering wijziging van de akte van splitsing nodig maakt;
Overwegende dat onderdeel e slechts als zelfstandige stelling herhaalt hetgeen ter ondersteuning van onderdeel b betoogd is omtrent de strijd met de akte van splitsing, die van verwezenlijking van verzoekers wens het gevolg zou zijn, en dus, als reeds betoogd, ongegrond moet worden geacht;
Overwegende dat vooreerst de uitlegging, welke de Rechtbank geeft aan het Reglement moet worden beschouwd als een beslissing van feitelijke aard, die aan toetsing in cassatie is onttrokken;
Overwegende dat trouwens niet valt in te zien, hoe onjuistheid van die uitlegging zou medebrengen, dat de beslissing van de Rechtbank in strijd zou komen met de als geschonden aangevoerde wettelijke voorschriften;
Overwegende dat middel I erover klaagt, dat het oorspronkelijke verzoek zich tegen requestrante onder a en niet tegen alle afzonderlijke medeeigenaren richtte, waarom dit volgens requestranten niet ontvankelijk had moeten worden verklaard;
Overwegende dat uit de artikelen 638 g, lid 2, 1 a en 638 k in onderling verband moet worden afgeleid, dat bij bestaan van een vereniging als in eerstgenoemd artikel bedoeld - hoedanige vereniging de requestrante onder a onbetwist is - de beheerstaak van de vergadering van eigenaren door de vergadering van die vereniging wordt uitgeoefend, althans nu uit het Reglement der Vereniging niet anders, veeleer hetzelfde, blijkt;
Overwegende dus dat, nu het hier een aangelegenheid betreft vallende onder het aan genoemde vergadering toekomende beheer, het verzoekschrift terecht tegen die vereniging zou zijn gericht, waarbij natuurlijk verhoor althans behoorlijke oproeping van de eigenaren en de administrateur volgens artikel 638 1, lid 3 verplicht blijft, over verzuim waarvan in cassatie ook niet meer wordt geklaagd;
Overwegende ten overvloede dat trouwens bij de inrichting van het oorspronkelijk verzoekschrift, welke inrichting in overeenstemming is met artikel 638 1, niet gezegd kan worden dat het eerder tegen de Vereniging dan tegen de gezamenlijke eigenaren is gericht.
Concludeert tot verwerping van het beroep.
Parket 26 augustus 1958.