ECLI:NL:PHR:1933:1
Parket bij de Hoge Raad
- Procureur-Generaal
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de afwijzing van een verzoek tot machtiging in faillissement
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure naar aanleiding van een beschikking van de Arrondissements-Rechtbank te Groningen, die op 20 december 1932 werd gegeven. De beschikking betrof de bekrachtiging van een eerdere beslissing van de Rechter-Commissaris in het faillissement van Guillaume Nivard, een koopman uit Groningen. De curator in dit faillissement had verzocht om machtiging om in rechte op te treden tegen twee partijen: de Naamlooze Vennootschap Amsterdamsche Maatschappij van Levensverzekering, gevestigd te Amsterdam, en G.J. Nivard, eveneens een koopman te Groningen. De rechtbank wees dit verzoek af, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Procureur-Generaal heeft de drie middelen van cassatie die tegen de beschikking zijn ingediend, beoordeeld. Het eerste middel werd ongegrond verklaard. De Procureur-Generaal merkte op dat artikel 65 van de Faillissementswet alleen van toepassing is op verzoeken die rechtstreeks aan een rechtbank zijn gericht en niet op hoger beroep van beschikkingen van de rechter-commissaris. Dit betekent dat de rechter-commissaris al schriftelijk zijn standpunt had ingenomen.
Het tweede middel werd eveneens afgewezen, omdat het horen van getuigen door de rechter-commissaris in een faillissement niet kan worden beschouwd als een geding in de zin van artikel 1947 van het Burgerlijk Wetboek. Tot slot werd het derde middel ook verworpen, omdat alleen de feitelijke rechter bevoegd is om conclusies te trekken uit de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden. De rechtbank had geoordeeld dat het zeer twijfelachtig was of het voeren van een procedure, waarvoor de machtiging was aangevraagd, tot een gunstig resultaat voor de boedel zou leiden. Daarom werd de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het beroep in cassatie verworpen.