ECLI:NL:PHR:1930:2
Parket bij de Hoge Raad
- Procureur Generaal bij den Hoogen Raad der Nederlanden
- Rechtspraak.nl
Vereiste aangifte en verzwijging van inkomsten in belastingzaak met minderjarige kinderen
In deze zaak, die zich afspeelt in het bestuurs- en belastingrecht, gaat het om de vereiste aangifte van inkomsten door een belanghebbende. De Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet op de juiste wijze aangifte heeft gedaan van zijn inkomen, wat leidde tot de handhaving van de aanslag. De belanghebbende had niet aangetoond dat de aanslag onjuist was, wat volgens artikel 80 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914 noodzakelijk was om de aanslag te kunnen betwisten. De Procureur Generaal wijst erop dat de Raad bij zijn beslissing ook rekening heeft gehouden met de inkomsten van de minderjarige kinderen van de belanghebbende. Dit roept de vraag op of deze inkomsten wel terecht tot het inkomen van de belanghebbende gerekend mogen worden, aangezien niet is aangetoond dat de kinderen deze inkomsten niet door eigen arbeid hebben verkregen. De Procureur Generaal concludeert dat de beslissing van de Raad niet voldoende met redenen is omkleed en stelt voor om de uitspraak te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de Raad van Beroep voor verdere behandeling. Deze zaak benadrukt de complexiteit van belastingaangiften en de rol van minderjarige kinderen in het inkomen van de ouders.