ECLI:NL:PHR:1926:3

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 januari 1926
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
30086
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • P.H. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De bevoegdheid van de gemeenteraad en de uitvoeringsverantwoordelijkheid van Burgemeester en Wethouders in het kader van de Gemeentewet

In deze zaak gaat het om de vraag of de Kantonrechter te Zwolle terecht heeft geoordeeld dat de houder van kippen in de gemeente Staphorst niet strafbaar is voor het niet naleven van de gemeentelijke verordening die het houden van kippen reguleert. De Kantonrechter oordeelde dat de gemeenteraad wel wetgevende, maar geen uitvoerende bevoegdheid heeft, waardoor de verordening in zijn geheel onverbindend zou zijn. Het Openbaar Ministerie heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij het aanvoert dat de Kantonrechter artikel 28 b van de Algemeene Politieverordening en de Gemeentewet onjuist heeft toegepast. De conclusie van de advocaat-generaal stelt dat de gemeenteraad bevoegd is om verordeningen vast te stellen, maar dat de uitvoering van deze verordeningen aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen. De zaak draait om de interpretatie van de gemeentelijke verordening en de vraag of de Kantonrechter de juiste juridische kaders heeft toegepast. De advocaat-generaal concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Kantonrechter en tot veroordeling van de gerequireerde tot het betalen van een geldboete voor het niet naleven van de verordening.

Conclusie

In Staphorst zijn de houders van kippen volgens artikel 28 b verplicht, op straffe van geldboete bij overtreding, deze dieren vast te houden gedurende het tijdvak van den 1 April tot den 1 Juli, met uitzondering van de twee uren onmiddellijk aan zonsondergang voorafgaande, terwijl na den 15 Mei de verplichting niet geldt voor kloekhennen met kuikens.
Vóór 14 April 1924 konden Burgemeester en Wethouders van deze verplichting ontheffing verleenen, doch op dien datum trok de Gemeenteraad die bevoegdheid aan zich door te bepalen: „de gemeenteraad kan voor de geheele gemeente of voor sommige gedeelten der gemeente van deze verplichting ontheffing verleenen."
Ten aanzien van gerequireerde verklaarde nu de Kantonrechter te Zwolle op 15 October jl. bewezen, dat hij ter plaatse op 27 Juni 1925, des voormiddags omstreeks 10% uur, een tiental kippen, waarvan hij houder was, had los-loopen op een niet afgesloten erf bij zijne woning, doch hij oordeelde dit bewezene niet strafbaar, omdat den gemeenteraad wel wetgevende, maar geen uitvoerende bevoegdheid toekomt en in de slotalinea van artikel 28 b daa rmede geen rekening wordt gehouden, waarom die bepaling in haar geheel onverbindend zijn zou.
Tegen het uitgesproken ontslag van rechtsvervolging richt zich het door het Openbaar Ministerie tijdig ingesteld cassatieberoep en als middel voert dit in zijn memorie aan: „Schending, door niet-toepassing, van artikel 28 b j°, artikel 92 der Algemeene Politieverordening der Gemeente Staphorst en in verband daarmede verkeerde toepassing der artikelen 134 en 179 a der Gemeentewet."
Volgens artikel 134 der Gemeentewet is de Raad plaatselijk almachtig, tenzij den Burgemeester of aan Burgemeester en Wethouders eene bepaalde bevoegdheid is opgedragen. Dit laatste is het geval in artikel 179 a dier Gemeentewet, dat Burgemeester en Wethouders met de uitvoering der verordeningen belast.
Bevat dus artikel 28 b een daad van uitvoering, dan kan misschien de Kantonrechter gelijk hebben. Is het daarentegen een stuk wetgeving, dan moet zijn beslissing gecasseerd worden.
Nu wil het mij voorkomen, dat hier aan wetgeving moet worden gedacht om de absoluut zakelijke wijze, waarop de slotalinea van artikel 28 b in algemeene bewoordingen is gesteld. Immers, de ontheffing van het verbod kan worden verleend niet aan een of meerdere ingezetenen of in bepaalde gevallen, maar voor de geheele gemeente of voor sommige gedeelten daarvan en verkrijgt daardoor het karakter van eene regeling der gemeentelijke huishouding, die volgens artikel 135 aan den Raad toekomt.
Maar stel, dat ik mij vergis en de Stap-horstsche raad zich ten onrechte het dispen-satierecht heeft toegeëigend, is dan artikel 28 b in zijn geheel onverbindend ?
Ook dit betwist ik den Kantonrechter. De eerste alinea daarvan bevat een absoluut gebod zonder eenig voorbehoud om kippen vast te houden, waarop de tweede alinea na 15 Mei eene uitzondering maakt voor kloeken met kuikens. Beiden te zamen vormen een afgewerkt en volkomen zelfstandig geheel. De derde alinea daarentegen is een materie op zich zelf en los van hetgeen voorafgaat en getuigt volgens den Kantonrechter van ‘s Raads overmoed, die daarom het verbod als zoodanig niet behoeft te vitieeren, zoodat dit kan blijven gelden ondanks de mogelijke correctie dier uiting van overmoedigheid door hare niet-verbindend verklaring.
Ik concludeer mitsdien tot vernietiging der uitspraak, voorzoover het bewezene niet strafbaar werd geoordeeld en gerequireerde is ontslagen van rechtsvervolging, tot qualificatie van het bewezene als: „In de Gemeente Staphorst als houder van kippen deze dieren niet vasthouden gedurende het tijdvak van den 1 April tot den 1 Juli, met uitzondering van de twee uren onmiddellijk aan zonsondergang voorafgaande," en tot veroordeeling van gerequireerde deswege, met toepassing van artikel 28 b en 92 der Algemeene Politieverordening dier gemeente en het herziene artikel 23 Sr., in eene geldboete van drie gulden, met bepaling dat, bij wanbetaling of achterwege gebleven verhaal, zij zal worden vervangen door eene hechtenisstraf van drie dagen.