ECLI:NL:PHR:1922:1

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 oktober 1922
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
1112
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechters
  • Procureur-Generaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen oplegging tweede primitieve aanslag als te weinig belasting is geheven

In deze zaak gaat het om de oplegging van een tweede primitieve aanslag door de belastingautoriteiten aan verzoekster. Aan verzoekster was oorspronkelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 6500 voor het belastingjaar 1919/1920. Later werd deze aanslag verhoogd naar een belastbaar inkomen van ƒ 10777. Verzoekster ging in beroep bij de Raad van Beroep te Roermond, die het inkomen van verzoekster vaststelde op ƒ 8000 en het bedrag van de nadere aanslag op ƒ 87,50. De Procureur-Generaal stelde echter vast dat de bepalingen van hoofdstuk XI van de Wet op de Inkomstenbelasting 1914 niet waren nageleefd. Dit hoofdstuk bevat richtlijnen voor het geval er ontdekt wordt dat een te lage aanslag is opgelegd. De Raad van Beroep had door zijn handelen deze bepalingen geschonden. De Procureur-Generaal concludeerde daarom tot vernietiging van de bestreden uitspraak en verzocht de Hoge Raad te verklaren dat de nadere aanslag ten onrechte was opgelegd en te niet gedaan moest worden.

Conclusie

De Procureur-Generaal;
Overwegende, dat blijkt, dat aan verzoekster oorspronkelijk een aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 6500 over het belastingjaar 1919/1920;
Overwegende, dat daarna over hetzelfde belastingjaar verzoekster een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 10777;
Overwegende, dat daarna de Raad van Beroep te Roermond op het beroep van verzoekster het inkomen van verzoekster heeft bepaald op ƒ 8000 en het bedrag van den naderen aanslag op ƒ 87,50;
Overwegende, dat hoofdstuk XI der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 de wijze bevat, waarop moet worden gehandeld, wanneer ontdekt wordt, dat een te lage aanslag is opgelegd;
Overwegende, dat geen der bepalingen van dat Hoofdstuk zijn nageleefd en de Raad van Beroep, door te handelen gelijk hij deed, dezelfde bepalingen heeft geschonden;
Concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en voorts, dat de Hooge Raad zal verklaren, dat de nadere aanslag ten onrechte is opgelegd en te niet gedaan wordt.
Parket 23 October 1922