Conclusie
Overwegende, dat blijkt, dat aan verzoekster oorspronkelijk een aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 6500 over het belastingjaar 1919/1920;
Overwegende, dat daarna over hetzelfde belastingjaar verzoekster een aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 10777;
Overwegende, dat daarna de Raad van Beroep te Roermond op het beroep van verzoekster het inkomen van verzoekster heeft bepaald op ƒ 8000 en het bedrag van den naderen aanslag op ƒ 87,50;
Overwegende, dat hoofdstuk XI der Wet op de Inkomstenbelasting 1914 de wijze bevat, waarop moet worden gehandeld, wanneer ontdekt wordt, dat een te lage aanslag is opgelegd;
Overwegende, dat geen der bepalingen van dat Hoofdstuk zijn nageleefd en de Raad van Beroep, door te handelen gelijk hij deed, dezelfde bepalingen heeft geschonden;
Concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en voorts, dat de Hooge Raad zal verklaren, dat de nadere aanslag ten onrechte is opgelegd en te niet gedaan wordt.