Conclusie
De eischer is niet-ontvankelijk verklaard in zijne vordering en stelt nu als eenig cassatiemiddel: "Schending, immers verkeerde toepassing der artt. 163, 164, 268, 297, 1177, 1178, 1356, 1365, 1366 en 1482 B.W. en art. 820 Rv., doordien het Gerechtshof heeft aangenomen dat een getrouwde vrouw, aan wie tijdens een echtscheidingsgeding na opheffing der samenwoning een uitkeering voor onderhoud is toegelegd, over die uitkeering zonder bijstand van haar man alleen zal mogen beschikken voor de gewone en dagelijksche uitgaven der huishouding, zulks onder veronderstelde bewilliging van haar man, en dan nog alleen ""rechtstreeks"" in dier voege dat de gehuwde vrouw zonder naderen bijstand van haar echtgenoot, indien deze in gebreke blijft die uitkeering aan zijne vrouw te voldoen, niet bevoegd zal zijn op die haar toegelegde doch niet betaalde uitkeering ten laste van haar man gelden bij derden ter leen op te nemen, ten einde zich langs dien weg de middelen te verschaffen ter dekking der uitgaven tot bestrijding waarvan de uitkeering is toe gekend; wordende immers s.r. ten onrechte door het Hof overwogen, dat de vrouw niet beperkt zou worden in hare bevoegdheid om te beschikken over de door den Rechter voor haar onderhoud aan den man opgelegde uitkeering door als eisch te stellen dat de vrouw zich zou hebben te bepalen tot het doen van uitgaven ""uit de geldsommen"" van die ""uitkeering"", omdat de wet aan de vrouw recht op die uitkeering toekennend, haar ook daarover, maar ook daarover alleen, de beschikking zou toekennen; zijnde integendeel in de wet nergens aan de vrouw ten aanzien dier uitkeering eenige beperking opgelegd en zij zonder bijstand van haar man bevoegd zelfstandig verbintenissen aan te gaan mits zich beperkende tot het ""bedrag"" der haar krachtens rechterlijke beschikking toegelegde uitkeering."
In dit middel wordt alleen gesproken van de rechten der vrouw met betrekking tot de uitkeering, aan haren man voor den duur der echtscheidingsprocedure opgelegd. Nu is wel door den eischer bij dagvaarding gesteld, maar in het arrest is feitelijk niet beslist, dat eene uitkeering aan de verweerster is toegelegd en door den verweerder ingehouden.
Het Hof gaat, na beslist te hebben dat onder de handelingen en verbintenissen betreffende de gewone en dagelijksche uitgaven der huishouding, waardoor de gehuwde vrouw den man verbindt, niet begrepen is het aangaan van geldleeningen tot bestrijding van die uitgaven, wel in op eene bewering van den eischer omtrent het gevolg van zijne beslissing met betrekking tot de bevoegdheid der vrouw om over de haar toegelegde uitkeering te beschikken, maar knoopt aan zijne beschouwingen daaromtrent alleen vast de conclusie dat, zoo de vrouw de uitkeering niet ontvangt, zij daarom nog niet ten aanzien van de gewone en dagelijksche uitgaven meer bevoegdheid zou hebben dan haar in het algemeen is toegekend.
Maar deze beschouwingen raken de beslissing niet, omdat zij alleen betreffen het onderstelde maar niet vastgestelde geval van het uitblijven van uitkeering; de verweerders zijn dan ook niet gedagvaard omdat de eischer eenige aanspraak op de uitkeering verworven zou hebben, maar omdat hij aan de vrouw geld geleend heeft voor de huishoudelijke uitgaven.
Om met zijn middel te slagen had de eischer dus niet de genoemde beschouwingen moeten aanvallen, maar opkomen tegen de uitlegging die het Hof geeft aan art. 164 B.W.
Overigens lijdt het middel aan feitelijke onjuistheden. Het Hof neemt niet aan dat de vrouw over de uitkeering zonder bijstand van den man alleen zal kunnen beschikken voor de gewone en dagelijksche uitgaven, het kent haar integendeel de volledige bevoegdheid tot beschikking toe, maar verstaat daaronder de beschikking over hetgeen haar werkelijk uitgekeerd is, terwijl de eischer er onder begrijpen wil verbintenissen ten aanzien van hetgeen uitgekeerd moet worden, maar nog niet uitgekeerd is; doch, gegeven de werkelijke beslissing van het Hof, komt dit verschil van opvatting hier niet in aanmerking.
Ik concludeer tot verwerping van het beroep met veroordeeling van den eischer in de kosten.