Conclusie
Edele Hoog Achtbare Heeren!
Het komt mij voor dat deze kwalificatie niet juist is.
Immers volgens art. 182 wordt, ingeval de wederspannigheid in art. 180 omschreven, door twee of meer personen met vereenigde krachten is gepleegd, ̶ indien het misdrijf eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, deze laatste omstandigheid alleen als bezwarend aangemerkt ten aanzien van den schuldige, d.i. van hem wiens eigen daden dit letsel ten gevolge heeft. Voor daden van dezen, zijn, indien het in dat artikel omschreven feit zich voordoet, de overige deelnemers aan de wederspannigheid, op dit punt niet aansprakelijk.
Door de gegeven kwalificatie is dus genoemd art. 182 m.i. geschonden.
Indien de Hooge Raad in mijne meening mocht deelen, dan zal, vermits de bepaling van art. 374 Strafv. m.i. niet van toepassing is op den vierden bij vonnis der Rechtbank voor hetzelfde misdrijf veroordeelde, ̶ omdat diens zaak niet aan hooger beroep werd onderworpen, 's Raads arrest waarbij 's Hofs uitspraak wordt vernietigd, niet te zijnen aanzien kunnen gelden. (De Raad vergelijke ook de Pinto herz. Wetb. van Strafv. II, bl. 510).
Ik heb daarom de eer te concludeeren dat de Hooge Raad ambtshalve vernietige het bestreden arrest, doch alleen voor zoover daarbij is bevestigd het tegen requiranten gewezen vonnis der Rechtbank ten aanzien der kwalificatie, en te dien aanzien krachtens art. 105 R.O. opnieuw rechtdoende het feit kwalificeere: wederspannigheid gepleegd door vier personen met vereenigde krachten, ̶ zulks wat den derden requirant betreft, terwijl het door hem gepleegde misdrijf eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, ̶ met verwerping overigens van het beroep.