ECLI:NL:PHR:1908:1

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 1908
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
300
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • P.H. van der Veen
  • J. van der Linden
  • A. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van wederspannigheid gepleegd door vier personen met vereenigde krachten

In deze zaak werd het bestreden arrest, met verbetering van gronden, in hoger beroep bevestigd door de Hoge Raad. Het betrof een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, waarbij de requiranten, samen met een vierde beklaagde, zich met vereende krachten verzetten tegen twee ambtenaren van politie die hun rechtmatige plicht uitoefenden. Dit verzet leidde tot lichamelijk letsel bij een van de ambtenaren. De kwalificatie van het feit werd gegeven als 'wederspannigheid gepleegd door vier personen met vereenigde krachten', waarbij het letsel als bezwarend werd aangemerkt. De conclusie van de advocaat-generaal was echter dat deze kwalificatie niet juist was, omdat volgens artikel 182 van het Wetboek van Strafrecht alleen de dader die het letsel heeft veroorzaakt, aansprakelijk kan worden gesteld voor dat letsel. De overige deelnemers aan de wederspannigheid zouden niet aansprakelijk zijn voor het letsel dat door een ander is veroorzaakt. De advocaat-generaal concludeerde dat de Hoge Raad het bestreden arrest ambtshalve diende te vernietigen, maar alleen voor zover het de kwalificatie betrof, en dat de kwalificatie opnieuw diende te worden vastgesteld, met verwerping van het beroep voor de overige aspecten.

Conclusie

Edele Hoog Achtbare Heeren!

Bij het bestreden arrest werd, met verbetering van gronden, in hooger beroep bevestigd een vonnis der Arrond.-Rechtbank te Leeuwarden waarbij aan het te laste gelegde en bewezen verklaarde feit – hierin bestaande dat de requiranten, te zamen met een vierde beklaagde wiens zaak niet aan hooger beroep werd onderworpen, zich gelijktijdig met vereenigde krachten tegen de twee daarbij genoemde ambtenaren van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, krachtdadig hebben verzet op de wijze in de dagvaarding omschreven, doch waarbij alleen de door den derden requirant gepleegde gewelddadigheid lichamelijk letsel ten gevolge had, ̶ werd gegeven de kwalificatie "wederspannigheid gepleegd door vier personen met vereenigde krachten, terwijl het door hen gepleegde misdrijf eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad", en daarop waren toegepast de artikelen 180 en 182 Strafr.
Het komt mij voor dat deze kwalificatie niet juist is.
Immers volgens art. 182 wordt, ingeval de wederspannigheid in art. 180 omschreven, door twee of meer personen met vereenigde krachten is gepleegd, ̶ indien het misdrijf eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, deze laatste omstandigheid alleen als bezwarend aangemerkt ten aanzien van den schuldige, d.i. van hem wiens eigen daden dit letsel ten gevolge heeft. Voor daden van dezen, zijn, indien het in dat artikel omschreven feit zich voordoet, de overige deelnemers aan de wederspannigheid, op dit punt niet aansprakelijk.
Door de gegeven kwalificatie is dus genoemd art. 182 m.i. geschonden.
Indien de Hooge Raad in mijne meening mocht deelen, dan zal, vermits de bepaling van art. 374 Strafv. m.i. niet van toepassing is op den vierden bij vonnis der Rechtbank voor hetzelfde misdrijf veroordeelde, ̶ omdat diens zaak niet aan hooger beroep werd onderworpen, 's Raads arrest waarbij 's Hofs uitspraak wordt vernietigd, niet te zijnen aanzien kunnen gelden. (De Raad vergelijke ook de Pinto herz. Wetb. van Strafv. II, bl. 510).
Ik heb daarom de eer te concludeeren dat de Hooge Raad ambtshalve vernietige het bestreden arrest, doch alleen voor zoover daarbij is bevestigd het tegen requiranten gewezen vonnis der Rechtbank ten aanzien der kwalificatie, en te dien aanzien krachtens art. 105 R.O. opnieuw rechtdoende het feit kwalificeere: wederspannigheid gepleegd door vier personen met vereenigde krachten, ̶ zulks wat den derden requirant betreft, terwijl het door hem gepleegde misdrijf eenig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, ̶ met verwerping overigens van het beroep.