ECLI:NL:ORBBNAA:2009:6

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
15 mei 2009
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2008/0116
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • J.B.H. Roben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete voor niet tijdig indienen omzetbelasting en de mogelijkheid tot indiening via de bank

In deze zaak gaat het om een verzuimboete die is opgelegd aan de belanghebbende voor het niet tijdig indienen van de aangifte omzetbelasting voor het tijdvak augustus 2006. De belanghebbende had op 15 september 2006 de aangifte afgegeven bij de RBTT-bank, maar de Inspecteur stelde dat deze aangifte niet op de juiste wijze was ingediend. De naheffingsaanslag was oorspronkelijk vastgesteld op Naf 533, met een boete van Naf 100. Na bezwaar van de belanghebbende werd de naheffingsaanslag verlaagd tot Naf 283 en de boete tot Naf 42. De belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing, stellende dat de aangifte tijdig was ingediend.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de aangifte niet op de juiste wijze was ingediend, aangezien deze niet bij de Inspecteur maar bij de bank was afgegeven. De Raad oordeelde dat de aangifte omzetbelasting moet worden ingediend bij de Inspecteur, zoals voorgeschreven in de Algemene landsverordening Landsbelastingen. De Raad concludeerde dat de belanghebbende door de aangifte niet op de juiste wijze in te dienen, in verzuim was en dat de Inspecteur terecht een verzuimboete had opgelegd.

De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde verzuimboete, waarbij werd opgemerkt dat de boete passend was gezien het feit dat dit een tweede verzuim betrof. De uitspraak werd gedaan in raadkamer op 15 mei 2005 en openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Beschikking 15 mei 2009, nr. 2008/0116
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1.
Met dagtekening 19 april 2007 is aan belanghebbende voor het tijdvak augustus 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd naar een bedrag van Naf 533 met een boete van Naf 100.
1.2.
Aan het tegen deze aanslag en boete op 24 mei 2007, dus tijdig, gemaakte bezwaar, is bij uitspraak van 8 februari 2008 door de Inspecteur tegemoetgekomen. Bij die uitspraak is de naheffingsaanslag tot Naf 283 verminderd en is de boete verminderd tot Naf 42.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op 17 maart 2008, dus tijdig, beroep
ingesteld bij de Raad.
1.4.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft een
verweerschrift ingezonden.
1.5.
Ter zitting van 24 april 2009 te Willemstad is belanghebbende niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
1.6.
De Inspecteur heeft een pleitnota voorgelezen en ingebracht.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd,
komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende, ondernemer, heeft op 15 september 2006 de aangifte omzetbelasting voor het tijdvak augustus 2006 afgegeven bij het loket van de RBTT-bank.
2.3.
Belanghebbende heeft op 15 september 2006 een bedrag van Naf 283,50 overgemaakt naar de Landsontvanger via de RBTT-bank.
2.4.
In haar uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de boete verminderd. De instandhouding van de boete is gegrond op de te late indiening van de aangifte omzetbelasting.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de boete in stand kan blijven.
3.2.
Belanghebbende stelt dat de boete vernietigd dient te worden, nu de aangifte
omzetbelasting voor het tijdvak augustus 2006 tijdig is ingediend. Belanghebbende voert aan dat de aangifte tijdig is ingediend, nu hij het aangiftebiljet op 15 september 2006 heeft afgegeven bij de RBTT-bank. Hij verwijst overigens naar de tijdige betaling van de verschuldigde belasting.
3.3.
De Inspecteur stelt dat de boete in stand dient te blijven, nu de aangifte bij de
verkeerde instantie - namelijk de RBTT-bank - is ingediend of wellicht is gehouden door belanghebbende.
3.4.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede hetgeen ter zitting is bijgebracht.

4.Beoordeling

4.1.
De omzetbelasting is een belasting die op aangifte moet worden voldaan (artikel 12,
lid 1, van de Landsverordening omzetbelasting 1999). Ingevolge artikel 18, lid 2, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL) is er sprake van een verzuim ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen, indien de belastingplichtige niet of niet tijdig de aangifte heeft gedaan voor een belasting welke op aangifte moet worden voldaan. Ingevolge artikel 8, lid 1, van de ALL moet een belasting welke op aangifte moet worden voldaan, worden gedaan bij de Inspecteur. Het voldoen van belasting en het indienen van de aangifte zijn twee onderscheiden verplichtingen.
4.2.
Niet gebleken is dat in de uitvoeringssfeer is geregeld dat een aangifte omzetbelasting bij de RBTT-bank mag worden ingediend. Op het aangiftebiljet is een limitatieve opsomming gegeven van plaatsen waar het biljet kan worden ingediend; expliciet is op het aangiftebiljet vermeld: laat nooit Uw aangifte achter bij de Bank'. Aan het feit dat de betaling van omzetbelasting kan geschieden door overmaking naar het rekeningnummer van de Landsontvanger bij de RBTT-bank, kan niet worden ontleend dat het doen van aangifte in de zin van artikel 8, lid 1, van de ALL kan geschieden door afgifte van het aangiftebiljet bij de RBTT-bank.
4.3.
Belanghebbende heeft derhalve door de aangifte omzetbelasting niet in te dienen bij de Inspecteur maar enkel of te geven bij de RBTT-bank, niet de vereiste aangifte omzetbelasting gedaan. Ter zake van dit verzuim kan de Inspecteur ingevolge artikel 18, lid 2, van de ALL een verzuimboete opleggen.
4.4.
Bij het opleggen van een verzuimboete is de Inspecteur gebonden aan de Ministeriele beschikking administratieve boeten (hierna: Boetebeleid). De Inspecteur heeft de boete opgelegd omdat belanghebbende de aangifte niet (tijdig) heeft ingediend. Ingevolge artikel 5 van het Boetebeleid wordt bij een eerste verzuim geen boete opgelegd en wordt eerst bij een tweede verzuim een boete opgelegd. Nu voorts vaststaat dat hier sprake is van een tweede verzuim acht de Raad de verzuimboete van Naf. 42 passend en geboden.

5.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 15 mei 2005 door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H. Roben in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2005.