Uitspraak
zitting houdende op Curaçao,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 22 juni 2009 uitspraak gedaan over een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een verzuimboete opgelegd gekregen voor het niet tijdig indienen van de aangifte winstbelasting voor het jaar 2005. Na bezwaar werd de boetebeschikking door de Inspecteur vernietigd, omdat bleek dat de belanghebbende tijdig aangifte had gedaan, maar de belastingdienst deze niet tijdig had geregistreerd. De belanghebbende vorderde vervolgens vergoeding van de kosten die zij had gemaakt in de bezwaarfase, onder verwijzing naar ernstige onzorgvuldigheid van de belastingdienst.
De Raad oordeelde dat de belastingdienst inderdaad ernstig onzorgvuldig had gehandeld door de tijdige indiening van de aangifte niet correct te registreren, wat leidde tot de onterechte boete. De Raad stelde vast dat het recht op vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar alleen bestaat als de voor bezwaar vatbare beschikking door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is genomen. In dit geval was dat het geval, en de kosten die de belanghebbende had gemaakt in de bezwaarfase kwamen voor vergoeding in aanmerking.
Echter, de Raad oordeelde ook dat er geen recht op vergoeding bestond voor de kosten die de gemachtigde in rekening had gebracht, omdat er een 'no cure no pay'-afspraak was gemaakt. Dit betekende dat de belanghebbende pas zou betalen als de uitspraak positief was. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van gemaakte kosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen, omdat de gemaakte kosten niet vaststonden op het moment van de behandeling van de beroepszaak. De Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond.