Uitspraak
zitting houdende op Bonaire,
1.Het procesverloop
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.Geschil en standpunten van partijen
Beoordeling
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 15 mei 2009, staat de vraag centraal of de AOV-uitkering moet worden meegenomen in de berekening van de premie AVBZ. De appellant, die in 2003 een pensioen van het ABP en een AOV-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag premie AVBZ. De Inspecteur had de aanslag verlaagd, maar de appellant was het niet eens met de berekening van de premie over de AOV-uitkering. De Raad heeft vastgesteld dat de AOV-uitkering een opbrengst uit een recht op periodieke uitkering is en dus moet worden meegenomen in de premiegrondslag voor de AVBZ. De Raad oordeelde dat de Inspecteur terecht de AOV-uitkering in aanmerking had genomen voor de bepaling van de premie AVBZ. De stelling van de appellant dat de Inspecteur ten onrechte het premiepercentage van 1,5% niet had toegepast op de AOV-uitkering, werd verworpen. De Raad concludeerde dat de AOV-uitkering niet kan worden aangemerkt als een pensioenuitkering in de zin van de LAVBZ. De uitspraak van de Inspecteur werd bevestigd, en het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard.