ECLI:NL:ORBBNAA:2009:17

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
22 juni 2009
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
2008/0210, 2008/0211 en 2008/0212
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • J.B.H. Roben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing met betrekking tot een eenmanszaak en kinderaftrek

In deze zaak gaat het om de juistheid van aanslagen in de inkomstenbelasting en premieheffing die zijn opgelegd aan belanghebbende, die een eenmanszaak heeft gedreven. De Inspecteur heeft een ambtshalve aanslag opgelegd voor het jaar 2004, omdat belanghebbende geen aangifte had gedaan. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van Afl 15.000, met een boete wegens het niet tijdig indienen van de aangifte. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar heeft geen jaarstukken of administratie overgelegd. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat belanghebbende niet aan zijn administratie- en bewaarplicht heeft voldaan, wat leidt tot omkering van de bewijslast. Belanghebbende heeft betoogd dat zijn eenmanszaak geen succes was en dat hij recht heeft op kinderaftrek, maar de Raad oordeelt dat hij niet heeft bewezen dat hij aan de voorwaarden voor kinderaftrek voldoet. De Raad concludeert dat de aanslagen en de boete in stand blijven, omdat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De Raad verklaart de beroepen ongegrond.

Uitspraak

Beschikkingen van 22 juni 2009, nrs. 2008/0210, 2008/0211 en 2008/0212
RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKENzitting houdend in Aruba
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].
L Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aangiftebiljet uitgereikt. Omdat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan heeft de Inspecteur met dagtekening 6 november 2007 een ambtshalve vastgestelde aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl 15.000 met daarbij een boete ten bedrage van Afl. 29,90 wegens het niet tijdig doen van aangifte. Voorts zijn met dezelfde dagtekening ambtshalve vastgestelde aanslagen in de premieheffing AOV/AWW en AZV voor het jaar 2004 opgelegd naar een premie-inkomen van Afl. 15.000.
1.2. Belanghebbende is op 13 december 2007 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen.
1.3. Bij brief van 11 februari 2008 heeft de Inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende. Deze vragen heeft belanghebbende niet beantwoord, ook niet na een aanmaning op 12 maart 2008. Bij uitspraken van 3 april 2007 heeft de Inspecteur de drie aanslagen gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is op 2 juni 2008 tegen deze uitspraken in beroep gekomen.
1.4. De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5. Ter zitting van 20 april 2009 te Oranjestad zijn verschenen [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur [B].
1.6 . De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting aan de Raad en de wederpartij een pleitnota
overgelegd en deze vervolgens voorgedragen. Deze pleitnota behoort tot de stukken van het geding.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende heeft zich op 31 oktober 2003 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met de eenmanszaak "[naam]". De aanvangsdatum van deze eenmanszaak is volgens de inschrijving 1 december 2003.
2.3.
Op 27 april 2005 is de onderneming uitgeschreven.
2.4.
Belanghebbende beschikt niet over jaarstukken of een administratie.
2.5.
Op 8 juli 2004 is belanghebbende in dienst getreden van [N.V. 1]. Zijn jaarloon bedroeg in 2004 Afl 15.369,63. Aan loonbelasting is een bedrag van Afl. 1.097,56 ingehouden, indeling in tariefgroep II.
2.6.
Op 18 augustus 2004 is de echtscheiding tussen belanghebbende en zijn toenmalige echtgenote uitgesproken.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil of de aanslagen naar het juiste bedrag zijn vastgesteld.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Belanghebbende stelt dat de in 2003 gestarte eenmanszaak geen succes was en in mei 2004 is gesloten. Op dat moment beschikte hij niet over de financiële middelen om zich uit te schrijven bij de Kamer van Koophandel. Belanghebbende heeft met zijn eenmanszaak uitsluitend verlies gemaakt. Hij beschikte niet over de financiële middelen om jaarstukken op te maken.
Voorts stelt belanghebbende dat ten onrechte tariefgroep 2 is toegepast. Nu belanghebbende niet het gehele kalenderjaar gehuwd was en recht meent te hebben op kinderaftrek, meent hij dat tariefgroep 1 van toepassing is. De inkomstenbelasting had moeten worden opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 15.369,63, wat tot een aanslag inkomstenbelasting van Afl 468 zou hebben geleid. De Inspecteur heeft ten onrechte de voorheffing van Afl. 1.097,56 niet verrekend. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslagen inclusief boete en tot een teruggave van teveel ingehouden loonbelasting van Afl. 629,56 (Afl. 1.097,56 -/- Afl. 468).
4.2.
De Inspecteur stelt dat aangezien belanghebbende niet aan zijn administratie- en bewaarplicht van artikel 48 van de Algemene landsverordening Belastingen (hierna: ALB) heeft voldaan en de aan hem uitgereikte aangiftes niet heeft ingediend, belanghebbende op grond van artikel 18, lid 7 dan wel artikel 20 ALB moet bewijzen dat en in hoeverre de aanslagen te hoog zijn vastgesteld. De Inspecteur meent dat belanghebbende niet heeft bewezen dat en in hoeverre de aanslagen met betrekking tot de winst te hoog zijn vastgesteld.
Voort stelt de Inspecteur dat voor kinderaftrek vereist is dat de kinderen tot het huishouden van belanghebbende behoren en de kinderen nagenoeg geheel door belanghebbende worden onderhouden; dat is volgens de Inspecteur niet het geval aangezien belanghebbende in zijn beroepschrift stelt dat hij niet meer aan de onderhoudsverplichtingen jegens zijn kinderen kan voldoen. Bovendien heeft belanghebbendes ex-echtgenote in haar aangifte kinderaftrek geclaimd. Nu geen recht op kinderaftrek bestaat, heeft belanghebbende volgens de Inspecteur ook geen recht op indeling in tariefgroep 1. Belanghebbende heeft op zich wel recht op verrekening van voorheffingen, maar aangezien de looninkomsten niet bekend waren bij de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de aanslag en derhalve niet in de aanslag begrepen zijn, leidt dit volgens de Inspecteur door interne compensatie niet tot een lagere aanslag. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen. De boete acht de Inspecteur passend en geboden.
4.3.
Voor de standpunten van partijen wordt voorts verwezen naar de gedingstukken.

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Nu belanghebbende geen aangifte heeft gedaan en niet heeft voldaan aan zijn administratie- en bewaarplicht van artikel 48 ALV, geldt omkering van de bewijslast. Dit houdt in dat belanghebbende moet bewijzen dat en in hoeverre de aanslagen te hoog zijn vastgesteld.
5.2.
Vast staat dat belanghebbende van 31 oktober 2003 tot 27 april 2005 bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken stond ingeschreven als de ondernemer van de eenmanszaak en dat hij deze onderneming ook feitelijk heeft gedreven. Vast staat voorts dat belanghebbende vanaf 8 juli 2004 in voltijdse loondienst werkzaam was.
5.2.
Belanghebbende heeft (in zijn beroepschrift) slechts betoogd dat de huur van het van zijn ex-schoonvader gehuurde pand waarin hij der eenmanszaak dreef Afl. 500 per maand bedroeg, dat zijn opbrengsten gemiddeld Afl. 850 per maand bedroegen en dat hij verlies maakte. Bescheiden of een vorm van administratie heeft belanghebbende, desgevraagd door de Inspecteur, niet verschaft.
5.3.
De Raad is van oordeel dat belanghebbende met deze summiere gegevens niet het van te verlangen bewijs heeft geleverd dat hij ter zake van de eenmanszaak in het jaar 2004 geen winst heeft genoten.
5.4.
Met betrekking tot de vragen of belanghebbende, zoals de Inspecteur verdedigt, gedurende het gehele jaar 2004 winst uit de eenmanszaak heeft genoten en tot welk bedrag belanghebbende winst heeft genoten, overweegt de Raad dat uit de omstandigheid dat belanghebbende vanaf 8 juli 2004 volledig in dienstbetrekking werkzaam is een begin van bewijs valt te putten voor diens stelling, dat hij niet gedurende het gehele jaar 2004 een onderneming heeft gedreven. Ook is aannemelijk dat belanghebbende in de tweede helft van het jaar 2004 niet gedurende de volledige voor het verrichten van werkzaamheden beschikbare tijd een onderneming heeft gedreven. Voor het overige ontbreekt van de zijde van belanghebbende elk bewijs.
5.5.
Bij deze stand van zaken en gelet op hetgeen belanghebbende overigens naar voren heeft gebracht vindt de Raad aanleiding de schatting van de Inspecteur inzake de door belanghebbende in het jaar 2004 genoten winst uit onderneming te verlagen tot Afl. 7.500. Dit betekent dat het inkomen van belanghebbende over het jaar 2004 bestaat uit Afl. 7.500 winst uit onderneming en het vanaf 8 juli 2008 genoten loon uit dienstbetrekking ten bedrage van Afl 15.369,63.
5.4.
Met betrekking tot de kinderaftrek acht de Raad voorts niet bewezen dat belanghebbende voldoet aan de daarvoor geldende vereisten. Op grond van artikel 23a Landsverordening inkomstenbelasting dienen voor het recht op kinderaftrek de kinderen tot belanghebbendes huishouden te behoren en belanghebbende dient zijn kinderen nagenoeg geheel te onderhouden. Nu niet is gesteld, laat staan bewezen, dat dit het geval is, heeft de Inspecteur terecht indeling in tariefgroep 1 afgewezen.
5.5.
Belanghebbende heeft op grond van artikel 24, lid 7, Landsverordening inkomstenbelasting recht op verrekening van voorheffing. Dit kan echter niet leiden tot verlaging van de aanslag, nu de Raad aanleiding vindt het beroep van de Inspecteur op interne compensatie wordt te honoreren. Het staat de inspecteur immers vrij, ingeval tegen een aanslag bezwaar wordt gemaakt, de elementen van die aanslag — in dit verband op te vatten als het na verrekening met het bedrag van de aangewezen voorheffingen overblijvende nettobedrag aan verschuldigde belasting — te veranderen, slechts met de beperking dat dit nettobedrag niet hoger mag zijn dan het oorspronkelijke in de aanslag opgenomen bedrag van de verschuldigde.
5.6.
De Raad is van oordeel dat de boete wegens het met doen van aangifte inkomstenbelasting terecht is vastgesteld en niet te hoog is.
5.7.
Het vorenstaande brengt mee dat de aanslagen en de boete in stand blijven.

6.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 22 juni 2009 door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.H.. Roben in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2009.