ECLI:NL:ORBBNAA:2009:15

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
22 juni 2009
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
2007/0409
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • J.B.M. Roben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekrenteaftrek voor buitenlands belastingplichtige in Aruba

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 22 juni 2009 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van hypotheekrente door een belanghebbende die in Aruba woont maar tijdelijk in Nederland verblijft voor studie. De belanghebbende ontving een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2004, gebaseerd op een belastbaar inkomen van Afl. 51.336. Na afwijzing van zijn bezwaar door de Inspecteur, heeft de belanghebbende beroep ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende, ondanks zijn nauwe banden met Aruba, in het jaar 2004 niet als binnenlands belastingplichtige kan worden aangemerkt, omdat hij voornamelijk in Nederland verbleef voor zijn studie. De Raad oordeelde dat de hypotheekrente niet in aftrek kan worden gebracht, omdat de belanghebbende als buitenlands belastingplichtige wordt beschouwd. De Raad heeft de stelling van de belanghebbende verworpen dat hij op basis van zijn omstandigheden als binnenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de hypotheekrenteaftrek op grond van de Landsverordening inkomstenbelasting niet van toepassing is, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 juni 2009, nr. 2007/0409
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1.
Met dagtekening 29 januari 2007 is aan belanghebbende voor het jaar 2004 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een bedrag van Afl. 7.124, gebaseerd op een belastbaar inkomen van Afl.. 51.336.
1.2.
Het tegen deze aanslag op 29 maart 2007 gemaakte bezwaar, is bij uitspraak van 30 oktober 2007 door de Inspecteur afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak op 21 december 2007 beroep ingesteld bij de Raad. Bij brief van 13 augustus 2008 heeft belanghebbende het beroep aangevuld.
1.4.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5.
Ter zitting van 20 april 2009 te Oranjestad is als gemachtigde van belanghebbende verschenen [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].
1.5.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en aan de Raad en de Inspecteur overgelegd. Deze pleitnota rekent de Raad tot de stukken van het geding.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2.
Belanghebbende, die in 1968 op Aruba is geboren, is als commies eerste klasse in dienst bij het Korps Politie Aruba. Van 1 oktober 2001 tot 6 april 2006 verbleef belanghebbende voor een studieopdracht in Nederland. Hij volgde daar een opleiding. Deze opdracht is hem formeel verleend bij Landsbesluit van 12 september 2002, nr. 3 (hierna: het Landsbesluit).
2.3.
Ingevolge artikel I, lid 4, van het Landsbesluit is belanghebbende voor de duur van de opdracht (zijnde de normale duur van de studie; artikel I, lid 1, van het Landsbesluit) op non-activiteit gesteld met de bepaling dat de tijd gedurende welke de opdracht wordt vervuld volledig in aanmerking komt als diensttijd.
2.4.
Artikel I, lid 5, onderdeel a, van het Landsbesluit bepaalt dat belanghebbende geen salaris maar maandelijks een studietoelage ontvangt die gelijk is aan het bedrag dat hij aan nettosalaris zou ontvangen indien hij in actieve dienst werkzaam was.
2.5.
In de loonadministratie van het Land Aruba wordt de uitbetaling van de studietoelage aan belanghebbende verwerkt als loon uit dienstbetrekking en wordt over de uitbetaling loonbelasting ingehouden.
2.6.
Belanghebbende heeft tijdens zijn verblijf in Nederland een hypothecaire lening afgesloten voor de aankoop van een onroerend goed om zelf te bewonen.
2.7.
Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur geen rekening gehouden met de door belanghebbende — als aftrekpost — aangegeven hypotheekrente ter zake van het in Nederland gelegen onroerend goed.

3.Geschil en standpunten van partner

3.1.
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag terecht aftrek van hypotheekrente heeft geweigerd.
3.2.
Belanghebbende beantwoordt de vraag ontkennend en voert in dat verband aan dat hij geen buitenlands belastingplichtige maar binnenlands belastingplichtige is, dat daarom artikel 18 van de Landsverordening inkomstenbelasting (hierna: LIB) niet van toepassing is en hij op grond van artikel 16, lid 1, onderdeel g, van de LIB de hypotheekrente kan aftrekken.
Ter onderbouwing van de stelling dat hij binnenlands belastingplichtige is, noemt belanghebbende als omstandigheden:
 het uitoefenen van een beroep op Aruba;
 ouderlijk huis op Aruba waar hij tot en met heden inwonend is;
 relatie met verder familieleden op Aruba;
 het ontvangen van een periode uitkering tot bestrijding van zijn kosten van onderhoud en studie ten laste van de begroting van Aruba.
3.3.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende buitenlands belastingplichtige is en dat op grond van artikel 18, lid 3, van de LIB de hypotheekrenteaftrek terecht geweigerd is. Ook in het geval de Raad de belanghebbende toch als binnenlands belastingplichtige zou aanmerken, moet de aanslag volgens de Inspecteur worden gehandhaafd. De Nederlandse woning is dan geen hoofdverblijf. Nu het om een in het buitenland gelegen onroerende zaak gaat geldt op grond van artikel 9, lid 8, van de LIB dat kosten tot verwerving, inning en behoud der opbrengst slechts in aanmerking worden genomen tot en voor zover in een jaar tegenover de kosten positieve opbrengsten staan.
3.4.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

4.Beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat ingeval belanghebbende niet kan worden aangemerkt als een in Aruba wonende belastingplichtige in de zin van artikel 1, lid 1, van de LIB (hierna: binnenlands belastingplichtige), belanghebbende in Aruba belastingplichtig naar zijn binnenlands belastbaar inkomen als een niet in Aruba wonende persoon in de zin van artikel 1, lid 3, en artikel 17, lid 1, van de LIB in verband met de door hem van het land Aruba ontvangen studietoelage die in de plaats komt van het hem toekomende salaris. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat in dat geval de hypotheekrente niet in aftrek kan worden gebracht.
4.2.
Of iemand in Aruba woont en daarmee binnenlands belastingplichtige is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (artikel 2, lid 2, van de LIB).
4.3.
Vast staat dat belanghebbende van 1 oktober 2001 tot 6 april 2006 voor zijn studie in Nederland verbleef en in verband met dat verblijf aldaar een onroerend goed heeft gekocht dat hem tot woning diende.
4.4.
Met hetgeen belanghebbende aanvoert maakt hij naar het oordeel van de Raad niet aannemelijk dat hij in het jaar 2004 heeft te gelden als een in Aruba wonende belastingplichtige. Het volgen van een voltijdse studie brengt mee dat belanghebbende in hoofdzaak in Nederland verbleef. Belanghebbende heeft ook niet gesteld dat dit laatste niet het geval zou zijn. Dat hij nauwe banden onderhoudt met zijn familie in Aruba en de familie soms bezoekt leidt er niet toe dat hij als een op Aruba wonende belastingplichtige is aan te merken. Ook hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot de gevolgtrekking dat, naar de omstandigheden beoordeeld, belanghebbende geacht moet worden in het onderhavige jaar in Aruba te hebben gewoond. De stelling van belanghebbende, dat hij gelet op zijn banden met Aruba "nimmer de bedoeling' heeft gehad om zich metterwoon in Nederland te vestigen, mist te dezen gelet op het feitelijk woonachtig zijn in Nederland betekenis.
4.5.
De Raad is mitsdien van oordeel dat belanghebbende in het jaar 2004 is aan te merken als een met in Aruba wonende persoon die in Aruba belastingplichtig is naar zijn binnenlands belastbaar inkomen, te weten zijn ten laste van de begroting van Aruba komen periodieke studietoelage. Art. 21 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk wijst deze inkomsten eveneens ter belastingheffing toe aan Aruba.
4.8.
Op grond van art. 18, lid 3, van het LIB is aftrek enkel toegelaten voor de rente van schulden waarvoor in Aruba gelegen of gevestigde zaken hypothecair zijn verbonden. De stelling van belanghebbende dat op grond van art. 9 van de LIB de hypotheekrente niettemin aftrekbaar is omdat geen sprake is van het geheel of gedeeltelijk verijdelen van belastingheffing , mist — voorzover aan die stelling al enige relevantie zou toekomen - daarom betekenis.
4.9.
De slotsom is dat belanghebbende buitenlands belastingplichtig is voor zijn door Aruba betaalde inkomsten en dat de hypotheekrente niet in aftrek kan worden gebracht.

5.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer op 22 juni 2009 door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en J.B.M. Roben in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openhaar op 22 juni 2009.