5.19Belanghebbende beroept zich bij haar stelling dat de heffing van belasting op bedrijfsomzetten in strijd is met het Vriendschapsverdrag, op artikel VI, lid 3, artikel VII, leden 1 en 4, artikel XI, leden 1, 3 en 4, artikel XII, leden 1, 4 en 5, artikel XIV, leden 1, 2 en 5 en artikel XVI, lid 2, van dat verdrag. Die artikelen luiden voor zover van belang als volgt:
"Artikel VI
(...)
3. Geen van beide Partijen zal onredelijke of discriminerende maatregelen nemen, welke inbreuk zouden maken op de rechten of belangen binnen haar grondgebied van onderdanen en vennootschappen van de andere Partij, hetzij in hun vermogen, hetzij in hun ondernemingen en de eigendommen daarvan, hetzij in de ervaring, kennis of techniek, welke zij ter beschikking hebben gesteld.
(…)
Artikel VII
1. Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen binnen het grondgebied van de andere Partij nationale behandeling genieten bij alle op winst gerichte activiteit op handels-, industrieel-, financieel- en ander gebied (zakelijke activiteit), hetzij dat deze rechtstreeks wordt uitgeoefend, hetzij door een vertegenwoordiger, hetzij door middel van elke andere wettelijk toegelaten rechtsvorm. (...) Bovendien zullen ondernemingen, welke zij beheersen, ongeacht de vorm, hetzij als eigen bedrijf, hetzij als vennootschap of anderszins, met betrekking tot alles wat verband houdt met de uitoefening van het bedrijf, niet ongunstiger worden behandeld dan vergelijkbare ondernemingen, beheerst door onderdanen en vennootschappen van die andere Partij.
(…)
4. Onderdanen en vennootschappen van ieder der Partijen alsook ondernemingen, beheerst door die onderdanen en vennootschappen, zullen met betrekking tot de in dit artikel genoemde aangelegenheden in ieder geval de behandeling van de meestbegunstigde natie genieten.
Artikel XI
1. Onderdanen van de ene Partij, woonachtig binnen het grondgebied van de andere Partij, en onderdanen en vennootschappen van de ene Partij, die zich binnen het grondgebied van de andere Partij bezighouden met handel of een ander op winst gericht streven, of werkzaam zijn op het gebied van wetenschap, onderwijs, godsdienst of liefdadigheid, zullen met worden onderworpen aan drukkender belastingen, rechten en heffingen geheven van of gelegd op inkomsten, vermogen, transacties, werkzaamheden of enig ander object, of aan drukkender vereisten ten aanzien van de heffing en inning daarvan, dan waaraan onderdanen en vennootschappen van die andere Partij worden onderworpen.
(…)
3. Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen in geen geval binnen het grondgebied van de andere Partij worden onderworpen aan drukkender belastingen, rechten en heffingen, geheven van of gelegd op inkomsten, vermogen, transacties, werkzaamheden of enig ander object, of aan drukkender vereisten ten aanzien van de heffing en inning daarvan, dan waaraan onderdanen, inwoners en vennootschappen van een derde land worden onderworpen.
4. In het geval van vennootschappen en van niet binnen het grondgebied van de andere Partij woonachtige onderdanen van de ene Partij, welke zich bezig houden met handel of een ander op winst gericht streven binnen het grondgebied van de andere Partij, zal die andere Partij geen belastingen, rechten of heffingen heffen van of leggen op inkomsten, vermogen, of enige andere grondslag, welke uitgaan boven hetgeen redelijkerwijs kan worden toegerekend of toebedeeld aan haar grondgebied, noch zal zij aftrekken toestaan, noch vrijstellingen verlenen lager dan hetgeen redelijkerwijze kan worden toegerekend of toebedeeld aan haar grondgebied. (...)
Ariikel XII
1. Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen vanwege de andere Partij nationale behandeling en de behandeling van de meestbegunstigde natie genieten met betrekking tot betalingen, overmakingen en transfers van gelden of waardepapieren tussen de grondgebieden van de twee Partijen alsook tussen het grondgebied van die andere Partij en van een derde land.
(...)
4. Deviezenbeperkingen mogen door geen van beide Partijen worden ingesteld op een wijze welke onnodig nadelig of willekeurig discriminerend is ten aanzien van vorderingen, beleggingen, vervoer, handel en andere belangen van onderdanen en vennootschappen van de andere Partij, of van hun mogelijkheden te concurreren. De ene Partij zal te allen tijde de andere Partij voldoende gelegenheid tot overleg geven met betrekking tot de toepassing van dit artikel.
5. De term "deviezenbeperkingen", als gebruikt in het artikel, omvat alle beperkingen, regelingen, heffingen, belastingen of andere vereisten, ingesteld door een van beide Partijen, welke bezwarend of belemmerend werken ten aanzien van betalingen, overmakingen of transfers van gelden of waardepapieren russen de grondgebieden van beide Partijen.
Artikel XIV
1. De ene Partij zal de behandeling van de meestbegunstigde natie toekennen aan producten van de andere Partij, ongeacht de plaats van waar en het soort vervoermiddel, waarmede zij worden aangevoerd, alsook aan producten bestemd voor uitvoer naar het grondgebied van die andere Partij, ongeacht de weg waarlangs en het vervoermiddel waarmee zulks zal geschieden, wat betreft in- en uitvoerrechten en heffingen van welke aard ook, opgelegd bij of in verband met de in- of de uitvoer, of opgelegd ten aanzien van de overmaking naar het buitenland van de betaling voor ingevoerde of uitgevoerde goederen, en met betrekking tot de wijze van heffing van die rechten en heffingen en met betrekking tot alle regels en vormvoorschriften in verband met in- en uitvoer.
2. Geen van beide Partijen mag beperkingen of verboden instellen met betrekking tot de invoer van enig product van de andere Partij of tot de uitvoer van enig product naar het grondgebied van de andere Partij, tenzij de invoer van het overeenkomstige product uit, of de uitvoer van het overeenkomstige product naar alle andere landen op gelijke wijze is beperkt of verboden.
(...)
5. Onderdanen en vennootschappen van de ene Partij zullen vanwege de andere Partij nationale
behandeling en de behandeling van de meestbegunstigde natie genieten ten aanzien van alle aangelegenheden betreffende in- en uitvoer.
(...)
2. Goederen, voortgebracht door onderdanen en vennootschappen van de ene Partij binnen het grondgebied van de andere Partij, of door vennootschappen van laatstgenoemde Partij, beheerst door bedoelde onderdanen en vennootschappen, zullen binnen dat grondgebied niet minder gunstig worden behandeld dan soortgelijke goederen van nationale oorsprong, voortgebracht door welke persoon of vennootschap ook, in alle aangelegenheden welke van invloed zijn op uitvoer, belastingheffing, verkoop, verspreiding, opslag en gebruik."