ECLI:NL:ORBBNAA:2009:11

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
2007/0229, 2007/0230, 2007/0231, 2007/0232, 2007/0233 en 2007/0234
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • Th. Groeneveld
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vestigingsvergunning kleinhandel en administratieve verplichtingen in belastingzaken

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 25 maart 2009, gaat het om de vraag of belanghebbende, die een vestigingsvergunning voor een kleinhandel had, heeft voldaan aan zijn administratieve verplichtingen met betrekking tot de inkomstenbelasting en premieheffing voor de jaren 2002 en 2003. Belanghebbende had voor het jaar 2002 aanslagen ontvangen op 11 december 2006, die hij tijdig in bezwaar had gebracht. De Inspecteur verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk en verminderde de aanslagen ambtshalve. Belanghebbende ging in beroep tegen deze uitspraken.

Tijdens de zitting op 6 november 2008 werd duidelijk dat belanghebbende geen administratie had gevoerd en geen aangifte had gedaan voor de inkomstenbelasting, omdat hij stelde dat zijn onderneming verlieslatend was. De Inspecteur betoogde dat belanghebbende wel degelijk een onderneming dreef en dat de schatting van het inkomen door de Inspecteur niet onredelijk was. De Raad oordeelde dat het bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2002 en 2003 ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, en dat het beroep in zoverre gegrond was.

De Raad concludeerde dat belanghebbende in 2002 een onderneming dreef, ondanks zijn stelling dat deze verliesgevend was. De Raad oordeelde dat belanghebbende niet had voldaan aan zijn administratieve verplichtingen en dat de schatting van de Inspecteur terecht was. De uitspraak leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de beschikking van de Inspecteur en een vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 2003 tot Afl 5.820.

De beslissing van de Raad bevestigde de noodzaak voor belastingplichtigen om hun administratieve verplichtingen serieus te nemen, en dat het niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot omkering van de bewijslast in belastingzaken.

Uitspraak

Beschikkingen van 25 maart 2009, nrs. 2007/0229, 2007/0230, 2007/0231, 2007/0232, 2007/0233 en 2007/0234
RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKENzitting houdend in Aruba
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2002, op 11 december 2006 aanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van Afl 100.000 en in de premieheffing AOV/AWW en AZV naar een inkomen van Afl 49.296. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2003, op 11 december 2006 aanslagen opgelegd in de inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van Afl 100.000 en in de premieheffing AOV/AWW en AZV naar een inkomen van Afl 49.296.
1.2
Belanghebbende is op 13 december 2006, dus tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslagen. Bij uitspraken van 2 juli 2007 heeft de Inspecteur het bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2002 en 2003 niet-ontvankelijk verklaard en de aanslagen ambtshalve verminderd tot een belastbaar inkomen van All 30.000. De aanslagen in de premieheffing AOV/AWW en AZV 2002 en 2003 zijn verminderd tot een inkomen van Afl 30.000.
1.3
Belanghebbende is op 20 juli 2007 tegen deze uitspraken in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5
Ter zitting van 6 november 2008 te Oranjestad zijn verschenen [A] namens
belanghebbende en [B] namens de Inspecteur.
1.6
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen. De Raad rekent de pleitnota tot de gedingstukken.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door
eenvan de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1.
Belanghebbende heeft op 15 september 2000 een verzoek gedaan ter verkrijging van een vestigingsvergunning voor een kleinhandel in op afstand bedienbare speelgoederen, welke vergunning op 28 december 2000 is verleend.
2.2
Op 12 april 2001 heeft belanghebbende zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met een eenmanszaak handelend onder de naam [HSHS]. Met ingang van 7 augustus 2002 is de inschrijving beëindigd.
2.3.
In de door belanghebbende ingediende aangiftes inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen is geen melding gemaakt van enig bedrag aan winst uit onderneming. In de aangifte voor het jaar 2002 is in de rubriek opbrengst uit tegenwoordige dienstbetrekking vermeld dat belanghebbende werkloos is. In de aangifte voor het jaar 2003 is Afl 6.000 aangegeven als opbrengst uit tegenwoordige dienstbetrekking.

3.Geschil

3.1
Tussen partijen is met betrekking tot het jaar 2002 in geschil of en tot welk bedrag belanghebbende winst uit onderneming heeft genoten en, zo ja, of belanghebbende de vereiste aangifte heeft gedaan en heeft voldaan aan zijn administratieve verplichtingen.
3.2
Met betrekking tot het jaar 2003 heeft de Inspecteur aangegeven zich neer te leggen bij het door belanghebbende in het aangiftebiljet aangegeven inkomen ad Afl. 5.820.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende betoogt ten aanzien van het jaar 2002 dat de eenmanszaak niet rendabel was en gedurende zijn bestaan uitsluitend verlieslatend is geweest. Om die reden is voor de inkomstenbelasting geen aangifte gedaan en is geen administratie bewaard gebleven. Belanghebbende werd onderhouden door zijn ouders. De schatting van de Inspecteur is
willekeurig en onredelijk. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen voor het jaar 2002 tot nihil.
4.2
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende in 2002 een onderneming dreef. Nu daarvan noch een administratie bewaard is gebleven, noch melding is gemaakt in de aangifte, heeft belanghebbende niet voldaan aan zijn administratieve verplichtingen en is voorts de vereiste aangifte niet gedaan, hetgeen resulteert in omkering van de bewijslast. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslagen zoals die na de uitspraken op bezwaar luiden.
4.3
Voor de standpunten van partijen wordt voorts verwezen naar de gedingstukken, waaronder begrepen de namens belanghebbende voorgedragen pleitnota.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het bezwaar tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2002 en 2003 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond.
5.2
Met betrekking tot de aanslagen voor het jaar 2003 is tussen partijen niet langer in geschil dat het belastbare inkomen en het premie-inkomen in dat jaar Afl. 5.820 beliep, zodat het beroep in zoverre eveneens gegrond is.
5.3
Met betrekking tot het jaar 2002 heeft het volgende te gelden.
5.3.1
Naar het oordeel van de Raad is, gelet op de hiervoor in 2.1 vermelde vergunning, de hiervoor in 2.2 vermelde inschrijving bij de Kamer van Koophandel en — naar namens belanghebbende ter zitting is erkend — het feit dat met de activiteiten in 2002 omzet is behaald, aannemelijk dat belanghebbende in 2002 een onderneming dreef. De stelling van belanghebbende dat de onderneming achteraf bezien uitsluitend verliesgevend is geweest, doet, zo belanghebbende die stelling al aannemelijk kan maken, aan het bestaan van die onderneming niet af.
5.3.2
Belanghebbende heeft geen administratie gevoerd, althans die administratie is niet bewaard gebleven, zodat belanghebbende naar het oordeel van de Raad niet heeft voldaan aan de op hem krachten artikel 48 ALB rustende verplichtingen. Op grond van artikel 20 ALB is het beroep ongegrond tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De Raad acht belanghebbende met hetgeen in bezwaar en beroep is aangedragen niet geslaagd in die bewijslast. De schatting van de Inspecteur is naar het oordeel van de Raad niet onredelijk.
5.3.3
De Raad komt tot de conclusie dat de Inspecteur het inkomen over 2002 terecht heeft gesteld op Afl 30.000.

6.Beslissing

De Raad:
  • verklaart het beroep met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting 2002 gegrond voor zover het de ontvankelijkheid van het bezwaar betreft en voor het overige ongegrond, vernietigt de beschikking waarvan beroep wat betreft de ontvankelijkheid van het bezwaar en handhaaft de beschikking voor het overige;
  • verklaart het beroep met betrekking tot de aanslagen AOV/AWW en AZV 2002 ongegrond;
  • verklaart het beroep met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting, A0V/ANVW en AZV 2003 gegrond, vernietigt de beschikkingen waarvan beroep en vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2003 tot een naar een belastbaar inkomen van Afl 5.820 en de aanslagen AOV/AWW en AZV 2003 tot aanslagen naar een premie-inkomen van Afl 5.820.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. J.Th. Drop, Th. Groeneveld en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009.
Rechtsgebied:Belastingrecht
Inhoudsindicatie:Vestigingsvergunning kleinhandel, administratieve verplichtingen artikel 48 ALB, omkering van de bewijslast.