ECLI:NL:ORBBNAA:2009:1

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
25 maart 2009
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
2007/0271
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Drop
  • Th. Groeneveld
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrek van persoonlijke lasten op onzuiver inkomen in belastingaanslag

In deze zaak gaat het om de aftrek van persoonlijke lasten door belanghebbende in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2004. Belanghebbende heeft een taxatieve aanslag ontvangen van de Inspecteur, waarbij een belastbaar inkomen van Afl. 25.000 is vastgesteld. Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep is gegaan. Tijdens de zitting is de Inspecteur vertegenwoordigd door [A], terwijl belanghebbende niet aanwezig was. De Raad heeft de pleitnota van de Inspecteur tot de gedingstukken gerekend.

De feiten zijn als volgt: belanghebbende heeft in zijn aangifte een onzuiver inkomen van Afl. 9.324 vermeld en claimt een aftrek van Afl. 41.906 aan persoonlijke lasten. Er is een verklaring van de zwager van belanghebbende, die in Colombia woont, waarin staat dat belanghebbende in dat jaar $ 35.000 van hem heeft geleend. Het geschil draait om de vraag of deze persoonlijke lasten in aftrek mogen worden gebracht op het onzuiver inkomen.

Belanghebbende stelt dat de uitgaven voor persoonlijke lasten zijn gefinancierd met de leningen van zijn zwager, terwijl de Inspecteur betoogt dat belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim. De Raad oordeelt dat, hoewel belanghebbende uitgaven heeft gedaan die als persoonlijke lasten kwalificeren, hij niet overtuigend heeft aangetoond dat zijn onzuiver inkomen hoger is dan aangegeven. De Raad acht de verklaring van de zwager niet geloofwaardig en concludeert dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 25 maart 2009, nr. 2007/0271
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004, op 16 juli 2007 een taxatieve aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 25.000.
1.2
Belanghebbende is op 16 augustus 2007, dus tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraak van 26 september 2007 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is op 22 november 2007 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 6 november 2008 te Oranjestad is verschenen [A] namens de Inspecteur. Belanghebbende is niet verschenen.
1.6
De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De Raad rekent de pleitnota tot de gedingstukken.
De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende vermeldt in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2004 een onzuiver inkomen van Afl. 9.324. In zijn aangifte trekt belanghebbende Afl. 41.906 of als persoonlijke lasten.
2.2
Tot de gedingstukken behoort een ondertekende verklaring van de zwager van belanghebbende, woonachtig in Colombia waarin is te lezen dat belanghebbende in het onderhavige jaar in totaal een bedrag van $ 35.000 van hem heeft geleend.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende het in de aangifte geclaimde bedrag aan persoonlijke lasten in aftrek mag brengen op zijn onzuiver inkomen.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende betoogt dat de uitgaven in verband met de persoonlijke lasten zijn betaald met behulp van de leningen van zijn zwager. Belanghebbende wijst daarbij op de hiervoor in 2.2 genoemde verklaring. Het geleende bedrag is contant verstrekt aan belanghebbende gedurende zijn bezoeken aan zijn zwager en via familieleden. Dat de geleende bedragen niet via een bank aan belanghebbende zijn verstrekt, is niet relevant. Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen van Afl. 31.081 negatief.
4.2
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende onvoldoende heeft onderbouwd op welke wijze hij in staat is geweest de uitgaven in verband met de persoonlijke lasten te betalen, gelet op het relatief geringe bedrag aan onzuiver inkomen. De vereiste aangifte is niet gedaan zodat de bewijslast moet worden omgekeerd. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, heeft hij niet overtuigend aangetoond dat de aanslag onjuist is. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.
4.3
Voor de standpunten van partijen wordt voorts verwezen naar de gedingstukken, waaronder begrepen de namens de Inspecteur overgelegde pleitnota.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in het onderhavige jaar tot een bedrag van Afl. 41.906 uitgaven heeft gedaan die kwalificeren als persoonlijke lasten. Gelet op de hoogte van dit bedrag in verhouding tot de hoogte van het in de aangifte opgenomen onzuiver inkomen (Afl. 9.324), is aannemelijk dat het onzuiver inkomen in werkelijkheid hoger is geweest dan aangegeven. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, maakt met aannemelijk dat de uitgaven zijn bekostigd uit een lening ad $ 35.000 van zijn zwager. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende in eerste instantie het standpunt heeft ingenomen dat de uitgaven ten laste van spaargelden zijn gekomen en pas in de bezwaarfase het bestaan van de lening heeft gesteld. De achteraf opgemaakte verklaring van de zwager acht de Raad niet geloofwaardig vanwege het ontbreken van enige andere bescheiden — met name met betrekking tot de wijze waarop het bedrag van de lening in het bezit is gekomen van belanghebbende — waaruit het bestaan van de lening blijkt.
5.2
Gelet op de hoogte van de uitgaven acht de Raad aannemelijk dat het niet in de aangifte opgenomen bedrag aan inkomsten zowel absoluut als relatief aanzienlijk is, zodat aannemelijk is dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Op grond van artikel 20 ALB is het beroep ongegrond tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De Raad acht belanghebbende met hetgeen in bezwaar en beroep is aangedragen niet geslaagd in die bewijslast. De schatting van de Inspecteur is naar het oordeel van de Raad niet onredelijk. De Raad komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. J. Drop, Th. Groeneveld en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid va de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009.
Voor afschrift:
De secretaris van de Raad van Beroep voor Belastingzaken.